samenvatting Staatsinrichting

Staatsinrichting
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 135 min

Onderdelen in deze les

Staatsinrichting

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen: je leert....
  • belangrijke kenmerken van de Nederlandse staatsinrichting herkennen en beschrijven.
  • enkele grondrechten herkennen en noemen, die in de loop van de 19e en 20e eeuw in de grondwet zijn opgenomen en daarbij onderscheid maken tussen klassieke en sociale grondrechten.



Slide 2 - Tekstslide

Republiek - Monarchie
  • Tot 1800 was Nederland een republiek = een land zonder koning(in).
  • Nederland is sinds 1815 een constitutionele monarchie = een koninkrijk met een grondwet.
  • De koning(in) = het staatshoofd 




Aantekeningen voor het examen

Slide 3 - Tekstslide

Aantekeningen voor het examen

Slide 4 - Tekstslide

Democratie - Dictatuur
Nederland is sinds de Grondwet van 1848 een parlementaire democratie:
  1. Het land wordt bestuurd door een volksvertegenwoordiging (= Staten-Generaal / parlement / Eerste + Tweede Kamer) gekozen door de bevolking.
  2. Er zijn rechtstreekse landelijke (Tweede Kamer), provinciale (Provinciale Staten) en lokale (gemeentes) verkiezingen.
  3. Er zijn indirecte verkiezingen voor de Eerste Kamer (gekozen door de provinciebestuurders)
Het tegenovergestelde van een democratie is een dictatuur.


Aantekeningen voor het examen

Slide 5 - Tekstslide

Rechtsstaat
Nederland is sinds de Grondwet van 1848 een rechtsstaat, kenmerken:
  1. Trias Politica: Scheiding van wetgevende (= parlement), uitvoerende (= ministers) en rechterlijke macht.
  2. Onafhankelijke rechtspraak -> zonder invloed van de politiek en een eerlijk proces.

Slide 6 - Tekstslide

Aantekeningen voor het examen

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Link

Constitutie/ Grondwet
De Grondwet bestaat uit twee delen:
  1. de staatsinrichting (hoe wordt het land bestuurd)
  2. de grondrechten (waar heb je als burger recht op)

Aantekeningen voor het examen
Artikel 1 van de Grondwet: Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.

Slide 9 - Tekstslide



Klassieke grondrechten:
  1. beschermen van burgers tegen de overheid
  2. vrijheid van meningsuiting, drukpers, godsdienst, onderwijs, recht op gelijke behandeling, kiesrecht 


Sociale grondrechten (sinds 1983):
  1. beschermen van burgers door de overheid
  2. recht op bestaanszekerheid, werk, onderwijs, gezondheidszorg, bewoonbaarheid van het land, rechtsbijstand, woongelegenheid
Aantekeningen voor het examen
Grondrechten

Slide 10 - Tekstslide

Staatsinrichting: hoe komt een regering tot stand?
  • Na de Tweede Kamer verkiezingen moet een regering worden gevormd 
  • De regering wordt gevormd door politieke partijen die samen willen werken (= de coalitie) én de meerderheid hebben in de Tweede Kamer (min. 76 zetels). De overige partijen vormen samen de oppositie.
Aantekeningen voor het examen

Slide 11 - Tekstslide

Staatsinrichting: hoe komt een wet tot stand?
  1. Een minister of Tweede Kamerlid komt met een wetsvoorstel (recht van initiatief) ->
  2. De Tweede Kamer stemt over het voorstel en/of kan veranderingen aanbrengen (recht van amendement) ->
  3. De Eerste Kamer stemt over het voorstel ->
  4. De minister en het Staatshoofd ondertekenen het voorstel ->
  5. Na publicatie in het Staatsblad is het een wet.
In Nederland hebben we geen referendum: een volksstemming over een bepaalde politieke kwestie.

Aantekeningen voor het examen

Slide 12 - Tekstslide

Staatsinrichting: welke bevoegdheden hebben de Eerste en Tweede Kamer
Controlerende bevoegdheden van de Eerste én Tweede kamer:
  • recht van budget (= goed- of afkeuren van de begroting)
  • recht van interpellatie (= vragen stellen aan de minister / ter verantwoording roepen)
  • recht van enquête (= parlementair onderzoek instellen naar …)

Wetgevende bevoegdheden:
  • Recht van initiatief en amendement (alléén de Tweede Kamer)
  • Stemrecht: het stemmen over wetsvoorstellen.

Aantekeningen voor het examen

Slide 13 - Tekstslide

Staatsinrichting
Verwerking
Opdracht
Je mag je device gebruiken
Je werkt zelfstandig.
Je werkt in stilte

Slide 14 - Tekstslide


Wat is het verschil tussen een republiek en een monarchie?
Opdracht
Je mag je device gebruiken
Je werkt zelfstandig.
Je werkt in stilte

Slide 15 - Open vraag


Welke drie machten onderscheiden we van elkaar bij de Trias Politica?
Opdracht
Je mag je device gebruiken
Je werkt zelfstandig.
Je werkt in stilte

Slide 16 - Open vraag

Examenvraag
Opdracht
Examenvraag

Slide 17 - Tekstslide

Examenvraag 2018-I
In Nederland zijn de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht gescheiden. Tussen 1874 en 1880 was A. Luyben burgemeester van Den Bosch, maar hij was óók lid van de Tweede Kamer.

Een bewering: een burgemeester heeft uitvoerende macht. Het past niet bij de scheiding van de machten dat hij ook nog een andere macht heeft. Toon aan dat de bewering juist is.
Doe dit door:
  1. eerst aan te geven welke macht de burgemeester óók heeft als lid van de Tweede Kamer,
  2. en vervolgens een argument te geven waarom het beter zou zijn als de burgemeester niet tegelijk Kamerlid was. 
Opdracht
Examenvraag

Slide 18 - Tekstslide


Examenvraag 2018-I
Opdracht
Je mag je device gebruiken
Je werkt zelfstandig.
Je werkt in stilte

Slide 19 - Open vraag

Examenvraag 2018-I antwoord
Voorbeeld van een juist antwoord is:
• Een Tweede Kamerlid heeft de wetgevende macht 
• Deze machten zouden gescheiden moeten zijn om te voorkomen dat één persoon misbruik maakt van zijn positie (belangenverstrengeling) /te veel macht krijgt (of een voorbeeld daarvan) / zijn eigen regels bepaalt .

Maximumscore 2
Opdracht
Examenvraag

Slide 20 - Tekstslide

Examenvraag
Opdracht
Examenvraag

Slide 21 - Tekstslide

Examenvraag 2018-I
In 1893 werd in Nederland een politieke partij verboden. Het verbieden van een politieke partij kan botsen met een grondrecht.

Welk grondrecht wordt bedoeld? En is dat een klassiek of een sociaal
grondrecht?
A vrijheid van meningsuiting; dit is een klassiek grondrecht
B vrijheid van meningsuiting; dit is een sociaal grondrecht
C vrijheid van vereniging; dit is een klassiek grondrecht
D vrijheid van vereniging; dit is een sociaal grondrecht 
Opdracht
Examenvraag

Slide 22 - Tekstslide


Examenvraag 2018-I
Opdracht
Je mag je device gebruiken
Je werkt zelfstandig.
Je werkt in stilte
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 23 - Quizvraag

Examenvraag
Opdracht
Examenvraag

Slide 24 - Tekstslide

Examenvraag 2021-I
Gebruik bron 3.
De Tweede Kamer maakte tijdens deze vergadering gebruik van twee verschillende rechten.
--> Noem deze twee rechten.
Opdracht
Examenvraag

Slide 25 - Tekstslide


Examenvraag 2021-I
Opdracht
Je mag je device gebruiken
Je werkt zelfstandig.
Je werkt in stilte

Slide 26 - Open vraag

Examenvraag 2021-I antwoord
• het recht van amendement (of een omschrijving daarvan) 
• het budgetrecht (of een omschrijving daarvan) 
Maximumscore 2
Opdracht
Examenvraag

Slide 27 - Tekstslide

Examenvraag
Opdracht
Examenvraag

Slide 28 - Tekstslide

Examenvraag 2021-II
Gebruik bron 1.
In de nieuwe Grondwet van 1848 stonden grondrechten waardoor het
mogelijk werd om bisschoppen te benoemen.
--> Noem een van deze grondrechten.
Opdracht
Examenvraag

Slide 29 - Tekstslide


Examenvraag 2021-II
Opdracht
Je mag je device gebruiken
Je werkt zelfstandig.
Je werkt in stilte

Slide 30 - Open vraag

Examenvraag 2021-II antwoord
(het recht op) vrijheid van godsdienst / vrijheid van vereniging en vergadering 

Maximaal 2 punten
Opdracht
Examenvraag

Slide 31 - Tekstslide