4V Economie par. 6.1

5.22b andere getallen
q = -3p1 + 2,4p2 + 30
Dit is de afzetvergelijking van ...
A
q1
B
q2
1 / 17
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

5.22b andere getallen
q = -3p1 + 2,4p2 + 30
Dit is de afzetvergelijking van ...
A
q1
B
q2

Slide 1 - Quizvraag

5.22d
De kruislingse elasticiteit is ...(1), want als Postextra het tarief met 10 cent verhoogd, zal de afzet van Omnipost ...(2)
A
1 positief 2 stijgen
B
1 positief 2 dalen
C
1 negatief 2 stijgen
D
1 negatief 2 stijgen

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de overeenkomst tussen deze plaatjes?

Slide 3 - Tekstslide

Budgeteconomie <---------------> Vrije markteconomie
collectieve sector                                   particuliere sector
collectivisatie                                           privatisering          
regulering                                                  deregulering         

Slide 4 - Tekstslide

Collectieve goederen
Kaartspel

Slide 5 - Tekstslide

Overheidsingrijpen
Redenen overheidsingrijpen ( marktfalen ):
- Collectieve goederen
- Quasi collectieve goederen
- Negatieve externe effecten
- Ongewenste inkomensverdeling
- Misbruik economische macht

Slide 6 - Tekstslide

Overheidsingrijpen
Collectieve goederen <-------------> Individuele goederen 
niet splitsbaar in                                           splitsbaar
individueel leverbare eenheden               individueel te verkopen                                                            
niet uitsluitbaarheid                              betalen en genieten in 1 hand


Slide 7 - Tekstslide

Overheidsingrijpen
Quasi collectieve goederen: individuele goederen die worden aangeboden door de overheid

Reden: beschikbaar en betaalbaar voor iedereen

vb: onderwijs

Slide 8 - Tekstslide

Overheidsingrijpen
Overheidsingrijpen:
- Collectieve goederen ( zelf aanbieden )
- Quasi collectieve goederen ( zelf aanbieden )
- Negatieve externe effecten ( accijnzen, quota )
- Ongewenste inkomensverdeling ( progressieve belasting,                                                                     sociale zekerheid )
- Misbruik economische macht ( regulering, Ema )

Slide 9 - Tekstslide

De belangrijkste doelstelling van een accijns is dat de ...
A
prijs stijgt
B
hoeveelheid daalt
C
winst daalt
D
overheidsinkomsten stijgen

Slide 10 - Quizvraag

Geef een voorbeeld van een product met een positief extern effect

Slide 11 - Open vraag

Een progressief belastingstelsel betekent dat ...
A
hogere inkomens meer belasting betalen
B
iedereen hetzelfde % belasting betaalt
C
iedereen evenveel belasting betaalt
D
hogere inkomens meer % belasting betalen

Slide 12 - Quizvraag

Harry: bruto inkomen € 40.800,-. netto inkomen € 26.250,-
Jeroen: bruto inkomen € 61.200,-. netto inkomen € 36.720,-
Heeft dit land een progressief belastingsysteem?
Laat jouw berekening zien!

Slide 13 - Open vraag

Opdracht
Belasting Harry = ( 40.800 - 26.250 ) = 14.550
14.550 / 40.800 x 100 = 35%
Belasting Jeroen = ( 61.200 - 36.720 ) = 24.480
24.480 / 61.200 x 100 = 40%
of
61.200 / 40.800 = 1,5
36.720 / 26.250 = 1,4

Slide 14 - Tekstslide

Orden de politieke partijen op belang collectieve sector.
Begin bij grootste belang
CDA
SP
PvdA
VVD

Slide 15 - Sleepvraag

Orden de landen op belang collectieve sector.
Begin bij grootste belang
Nederland
VS
Noord Korea
Zweden

Slide 16 - Sleepvraag

Hw.
Opgaven 6.1 en 6.4

Slide 17 - Tekstslide