Chapter 3 - week 5

1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Homework Monday 30/01/2023
  • Study: stone 9 (NL-EN)
  • Hand in your writing assignment on Google Classroom

Slide 2 - Tekstslide

Reading
Grab your English book & start reading.

Slide 3 - Tekstslide

Today's Lesson Monday

  • Silent reading
  • Homework check
  • Together: ex. 52
  • Explanation: Present Perfect vs. Past Simple

Slide 4 - Tekstslide

I lived in London.
I have lived in London.
Present Perfect
Past Simple

Slide 5 - Sleepvraag

1ste rijtje
2de rijtje
3de rijtje
Past Simple
Present Perfect
Present Simple

Slide 6 - Sleepvraag

Welke tijd hoort bij deze tijdlijn? Past simple of present perfect?
A
past simple
B
present perfect

Slide 7 - Quizvraag

Welke tijd hoort bij deze tijdlijn? Past simple of present perfect?
A
past simple
B
present perfect

Slide 8 - Quizvraag

past simple vs. present perfect

Slide 9 - Tekstslide

Present Perfect
Iets is in het verleden gebeurd, maar je hebt er nu nog mee van doen.

Wanneer iets in het verleden is gebeurd en je er nu nog
mee van doen hebt.

Slide 10 - Tekstslide

Present perfect:
Martha..... her homework. (to finish)

Slide 11 - Open vraag

Present perfect
School ... (not - to start) yet.
Geen afkortingen gebruiken!

Slide 12 - Open vraag



Signaalwoorden Present Perfect:


For
Yet
Never 
Ever

Just
Already
Since

Slide 13 - Tekstslide

Present Perfect or Past Simple?
Peter ____ (to play) football yesterday.

Slide 14 - Open vraag

Past Simple / Present Perfect
Olga ___ (to play) volleyball since she was eight years old.

Slide 15 - Open vraag

Past Simple / Present Perfect
David ___ (send) me an email five minutes ago.

Slide 16 - Open vraag

Past Simple / Present Perfect
The internet ___ (not - to exist) in 1980.
(geen afkortingen!)

Slide 17 - Open vraag

Past Simple or Present perfect:
I'm sorry, but I ____ (to forget) my homework.

Slide 18 - Open vraag

Choose present Perfect or Past Simple?
They ____ (to paint) the door. It is still wet.

Slide 19 - Open vraag

Past Simple or Present perfect:
She ___ (to see) that film three times already.

Slide 20 - Open vraag

Homework Thursday 02/02/2023
  • Study grammar 6 (see Google Classroom)
  • Study for the test
  • Do ex. 53, 54, 55

Slide 21 - Tekstslide

Today's Lesson Thursday

  • Silent Reading
  • Have you reached the goals yet?
  • Grammar recap
  • Test Yourself/Independent studying

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

I am able to give my opinion, recommend or criticise something
A
Yes!
B
a little, but I still need to work on that.
C
No

Slide 24 - Quizvraag

I know words that have to do with entertainment, showbiz & linking words
A
Yes!
B
a little, but I do need to study some more.
C
No

Slide 25 - Quizvraag

I know how to use adverbs & adjectives correctly
A
Yes!
B
a little, but I still need some extra practice.
C
No

Slide 26 - Quizvraag

I am able to describe and compare films & series
A
Yes!
B
a little, but I still need some extra practice.
C
No

Slide 27 - Quizvraag

I know how to use the Past Simple & Present Perfect correctly
A
Yes!
B
a little, but I still need some extra practice.
C
No

Slide 28 - Quizvraag

Adjectives & Adverbs
What does it mean in Dutch?
What can you remember?

Slide 29 - Tekstslide

My aunt always cries very ___!
A
loud
B
loudly

Slide 30 - Quizvraag

Hermione ___ answered the question.
A
happy
B
happily

Slide 31 - Quizvraag

Wow, Justin sings ___!
I absolutely love him.
A
fantastic
B
fantastically

Slide 32 - Quizvraag

Vinny plays rugby very ___.
A
good
B
well

Slide 33 - Quizvraag

Beyoncé dances ___, doesn't she?
A
fabulous
B
fabulously

Slide 34 - Quizvraag

Do you know that ___ song?
A
wonderful
B
wonderfully

Slide 35 - Quizvraag

Present Perfect vs. Past Simple

What can you remember?

Slide 36 - Tekstslide

We gebruiken de Past Simple
A
voor een actie in het verleden die afgerond is
B
voor iets wat gebeurd is en nu nog bezig is

Slide 37 - Quizvraag

We gebruiken de Present perfect
A
voor een actie in het verleden die afgerond is
B
voor iets wat gebeurd is en nu nog bezig is

Slide 38 - Quizvraag

Om te bepalen wanneer we de past simple of de present perfect gebruiken kijken we naar
A
onregelmatige werkwoorden
B
zelfstandige naamwoorden
C
signaalwoorden
D
regelmatige werkwoorden

Slide 39 - Quizvraag

'just' verwijst naar:
A
Present simple
B
Past simple
C
Present perfect
D
Present continuous

Slide 40 - Quizvraag

'since' verwijst naar:
A
Present simple
B
Past simple
C
Present perfect
D
Present continuous

Slide 41 - Quizvraag

'yesterday' verwijst naar:
A
Present simple
B
Past simple
C
Present perfect
D
Present continuous

Slide 42 - Quizvraag

'in 2019' verwijst naar:
A
Present simple
B
Past simple
C
Present perfect
D
Present continuous

Slide 43 - Quizvraag

Since then, I .......................
(save) a lot of money.
A
save
B
saved
C
will save
D
have saved

Slide 44 - Quizvraag

The man ......... (be) to London several times
A
was
B
have been
C
was been
D
has been

Slide 45 - Quizvraag

I...(work) at the kiosk after school last winter.
A
have worked
B
work
C
worked
D
am going to work

Slide 46 - Quizvraag

Present perfect or past simple?
1. Nina _______ her arm. She is still in hospital. (to break)
A
broke
B
has broken

Slide 47 - Quizvraag

Signaalwoorden Past Simple

L         last year/week/month
A        a few days/minutes ago
D        in 1998/ in 2004/ in 1542
Y         yesterday
W       when I was young
Signaalwoorden Present Perfect

   F  for     
   Y   yet   
    N
never
  E ever 
J just 
       A already 
  S since
             H How often

Slide 48 - Tekstslide

For now...
  • Study for the test
  • Test Yourself
  • SlimStampen
  • Find extra excercises online

Slide 49 - Tekstslide

Past Simple:

Wanneer? 
  • Iets in het verleden begonnen, nu afgelopen. 

Hoe? 
  • Regelmatige werkwoorden: ww+ed
  • Onregelmatige werkwoorden.

Present Perfect:

Wanneer?
  • Iets in het verleden begonnen en nu nog bezig is 
  • Iets is in het verleden gebeurd en nu nog resultaat.
  • Om te praten over ervaringen
Hoe?
  • have / has + voltooid deelwoord 
  • voltooid deelwoord regelmatige werkwoorden: ww+ed 
  • Voltooid deelwoord onregelmatige werkwoord.

Slide 50 - Tekstslide