verzamelles H15

verzamelles H15
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

verzamelles H15

Slide 1 - Tekstslide

doel van de les


Hoofdpunten H15, hoe bereid ik mij voor op SE en CE?

    Slide 2 - Tekstslide

    Extra ondersteuning nodig?
    Dinsdag 4e of 7e uur (op afspraak)

    ivm planning: mailen minimaal 1 dag van te voren!
    mailen wat je lastig vindt

    Slide 3 - Tekstslide

    let op naast boek horen ook extra onderwerpen bij toetsstof (Griekenland, averechtse selectie bij verzekeringen, etc.)

    Slide 4 - Tekstslide

    Slide 5 - Tekstslide

    welke lening biedt meer zekerheid voor de uitlener van het geld?
    A.  Geldlening vertrekt op basis van persoonsgegevens (salaris, etc).

    B. Geldlening waarbij je naast gegevenscontrole ook aanspraak kan maken op een woning, auto, aandelenportefeuille of een duur schilderij?

    Een onderpand of waarborg is een zekerheid in de vorm van geld, goederen of rechten

    Slide 6 - Tekstslide

    De eenmanszaak
     (50% van alle ondernemingen)
    • Starten: eenmanszaak of BV
    • 1 man/vrouw heeft leiding en is eigenaar.
    • soort eenmanszaak: ZZP'ers
    • 50% van totaal aantal eenmanszaken
    • 1 miljoen zzp'ers (10% beroepsbevolking)
    • geen verplichte werknemersverz.
    • geen recht op WW, ZW, WIA, etc.

    Slide 7 - Tekstslide

    BV en NV
    • Scheiding tussen kapitaal van onderneming en eigendom (denk aan VOC)
    • onderneming blijft eigenaar kapitaal
    • De leiding van een ondernemer hoeft dus niet de eigenaar te zijn (in loondienst).
    • Voorbeeld: ABN AMRO (CEO) is een werknemer. De werkgever zijn de aandeelhouders.
    • Spanningsvlak: doet de leiding wel wat in het belang van onderneming of eigenaar is of handelt hij uit eigen belang  (ahold)

    Slide 8 - Tekstslide

    een eenmanszaak is een onderneming:
    A
    die uitsluitend is gefinancierd met eigen vermogen
    B
    waarin de verschaffer van het eigen vermogen de leiding benoemt
    C
    waarin geen personeel in dienst is
    D
    waarin slechts 1 verschaffer van het eigen vermogen is, en deze ook nog eens aansprakelijk is voor de schulden van de zaak

    Slide 9 - Quizvraag

    Door de risico's die de eigenaar van een eenmanszaak loopt zijn er maar weinig mensen die kiezen voor het starten van een eenmanszaak
    A
    juist
    B
    onjuist

    Slide 10 - Quizvraag

    Eenmanszaken kunnen niet over vreemd vermogen beschikken omdat er maar 1 persoon is die aansprakelijk is voor het nakomen van de leningsverplichtingen
    A
    juist
    B
    onjuist

    Slide 11 - Quizvraag

    Het voortbestaan van een eenmanszaak is afhankelijk van de eigenaar
    A
    juist
    B
    onjuist

    Slide 12 - Quizvraag

    Eenmanszaken zijn altijd kleine ondernemingen
    A
    juist
    B
    onjuist

    Slide 13 - Quizvraag

    Bij een BV of een NV
    A
    zijn de eigenaren de aandeelhouders
    B
    hoeven de eigenaren geen leiding te geven aan de onderneming
    C
    benoemen en ontslaan de eigenaren de leiding van de onderneming
    D
    A, B en C zijn juist

    Slide 14 - Quizvraag

    Als een eenmanszaak failliet gaat is de eigenaar van de onderneming
    A
    het geïnvesteerde geld in de onderneming kwijt
    B
    het geïnvesteerde geld in de onderneming kwijt. Ook wordt hij op zijn privé-vermogen aangesproken

    Slide 15 - Quizvraag

    Als een BV of NV failliet gaat is de eigenaar van de onderneming
    A
    het geïnvesteerde geld in de onderneming kwijt
    B
    het geïnvesteerde geld in de onderneming kwijt. Ook wordt hij op zijn privé-vermogen aangesproken

    Slide 16 - Quizvraag

    Zelf controle
    • Lees theorie H15, maar leer met gebruikmaking van voorbeelden uit praktijk!
    • Snap wat je aan het leren bent!
    • Iedere paragraaf uit studiehulp start met Kennen en Kunnen
    • Maak nog een keer 15.3, 15.4, 15.6, 15.7, 15.18, 15.23, 15.24, 15.25 (en de Quiz)

    Slide 17 - Tekstslide

    Slide 18 - Video

    Aan de slag
    • Nu maken 15.26

    Slide 19 - Tekstslide

    Slide 20 - Video

    Hoofdstuk 15 (Risico en ondernemen)
    Neem de gemaakte opgaven als leidraad
    Verschil EV en VV  (15.1)
    EV = aandeel (BV, NV) en eigen geld (eenmanszaak, zzp' er)

    Onderpand maakt leningen minder risicovol. Je betaalt minder rente.
    Rente is vergoeding voor: inflatie + risico + dienst van het uitlenen

    15.2 (leiding van onderneming versus aandeelhouders: AHOLD)
    • p 28 en eerste paragraaf p 29
    • p 31 Besloten Vennootschap (EV, aansprakelijkheid, leiding)
    • p 32 Naamloze Vennootschap (aandeelhouders, leiding, belangenverstrengeling)

    Slide 21 - Tekstslide

    Hoofdstuk 16 Beleggen
    Y = C + S + B
    Wat is het verschil tussen Sparen en Beleggen?
    Wat zijn effecten?

    Obligaties: wat zijn het? wat gebeurt er met waarde bestaande obligaties als rente verandert?
    Rendement op obligaties: rente EN koersverandering.
    Hoe werkt een obligatie (coupon betalingen)

    Aandelen: wat zijn het? Wat is rendement op een aandeel (dividend en koersverandering).
    Hoe wordt de waarde van een aandeel bepaald (vraag en aanbod, toekomst en verleden)
    Wat gebeurt er met de waarde van een aandeel als de rente daalt of stijgt?

    Slide 22 - Tekstslide

    slot

    vragen?






    Slide 23 - Tekstslide

    Slide 24 - Link