passé composé
Het rijtje van "avoir" staat correct bij ;
A
je ai, tu as, il, elle, on a, nous avons, vous avez, ils, elles ont
B
J'ai, tu as, il,elle,on a, nous avons, vous avez, ils, elles sont
C
J'ai, tu as, il, elle,on a , nous avons, vous avez, ils, elles ont
D
Je suis, tu es, il, elle, on est, nous sommes, vous êtes, ils, elles sont
1 / 33
Onderdelen in deze les
Het rijtje van "avoir" staat correct bij ;
A
je ai, tu as, il, elle, on a, nous avons, vous avez, ils, elles ont
B
J'ai, tu as, il,elle,on a, nous avons, vous avez, ils, elles sont
C
J'ai, tu as, il, elle,on a , nous avons, vous avez, ils, elles ont
D
Je suis, tu es, il, elle, on est, nous sommes, vous êtes, ils, elles sont
Slide 1 - Quizvraag
ils (avoir)
A
ont
B
avoir
C
sont
D
a
Slide 2 - Quizvraag
Wat is de Passé Composé?
A
J'ai parlé
B
Je parlais
C
Je parlerai
D
Je parlerais
Slide 3 - Quizvraag
ik ben geweest (passé composé)
A
je suis été
B
j'ai été
C
j'ai êtré
D
je suis êtré
Slide 4 - Quizvraag
Ik snap de passé composé!
A
ja
B
nee
C
weet ik niet
Slide 5 - Quizvraag
Een Passé Composé bestaat ALTIJD uit ... delen?
A
1
B
2
C
3
D
oneindig veel
Slide 6 - Quizvraag
Ils (vendre, passé composé)
A
ils sont vendu
B
ils ont vendu
Slide 7 - Quizvraag
Wat is de passé composé?
A
toekomende tijd
B
tegenwoordige tijd
C
verleden tijd
D
verleden tijd
Slide 8 - Quizvraag
Hoe maak je een Passé composé?
A
avoir + voltooid deelwoord op -é
B
avoir
C
voltooid deelwoord
D
écouter
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de passé composé?
A
toekomende tijd
B
tegenwoordige tijd
C
verleden tijd
D
verleden tijd
Slide 10 - Quizvraag
Ik snap de passé composé!
A
ja
B
nee
C
weet ik niet
Slide 11 - Quizvraag
Hoe maak je een Passé composé?
A
avoir + voltooid deelwoord op -é
B
avoir
C
voltooid deelwoord
D
écouter
Slide 12 - Quizvraag
Een Passé Composé bestaat ALTIJD uit ... delen?
A
1
B
2
C
3
D
oneindig veel
Slide 13 - Quizvraag
Ils (vendre, passé composé)
A
ils sont vendu
B
ils ont vendu
Slide 14 - Quizvraag
Wat is de Passé Composé?
A
J'ai parlé
B
Je parlais
C
Je parlerai
D
Je parlerais
Slide 15 - Quizvraag
Hoe maak je een Passé composé?
A
avoir + voltooid deelwoord op -é
B
avoir
C
voltooid deelwoord
D
écouter
Slide 16 - Quizvraag
Ils (vendre, passé composé)
A
ils sont vendu
B
ils ont vendu
Slide 17 - Quizvraag
Wat is de Passé Composé?
A
J'ai parlé
B
Je parlais
C
Je parlerai
D
Je parlerais
Slide 18 - Quizvraag
Een Passé Composé bestaat ALTIJD uit ... delen?
A
1
B
2
C
3
D
oneindig veel
Slide 19 - Quizvraag
Ik snap de passé composé!
A
ja
B
nee
C
weet ik niet
Slide 20 - Quizvraag
Wat is de passé composé?
A
toekomende tijd
B
tegenwoordige tijd
C
verleden tijd
D
verleden tijd
Slide 21 - Quizvraag
Ils (vendre, passé composé)
A
ils sont vendu
B
ils ont vendu
Slide 22 - Quizvraag
Wat is de Passé Composé?
A
J'ai parlé
B
Je parlais
C
Je parlerai
D
Je parlerais
Slide 23 - Quizvraag
Een Passé Composé bestaat ALTIJD uit ... delen?
A
1
B
2
C
3
D
oneindig veel
Slide 24 - Quizvraag
Ik snap de passé composé!
A
ja
B
nee
C
weet ik niet
Slide 25 - Quizvraag
Hoe maak je een Passé composé?
A
avoir + voltooid deelwoord op -é
B
avoir
C
voltooid deelwoord
D
écouter
Slide 26 - Quizvraag
Wat is de passé composé?
A
toekomende tijd
B
tegenwoordige tijd
C
verleden tijd
D
verleden tijd
Slide 27 - Quizvraag
Ils (vendre, passé composé)
A
ils sont vendu
B
ils ont vendu
Slide 28 - Quizvraag
Wat is de passé composé?
A
toekomende tijd
B
tegenwoordige tijd
C
verleden tijd
D
verleden tijd
Slide 29 - Quizvraag
Wat is de Passé Composé?
A
J'ai parlé
B
Je parlais
C
Je parlerai
D
Je parlerais
Slide 30 - Quizvraag
Een Passé Composé bestaat ALTIJD uit ... delen?
A
1
B
2
C
3
D
oneindig veel
Slide 31 - Quizvraag
Ik snap de passé composé!
A
ja
B
nee
C
weet ik niet
Slide 32 - Quizvraag
Hoe maak je een Passé composé?
A
avoir + voltooid deelwoord op -é
B
avoir
C
voltooid deelwoord
D
écouter
