Woordsoortbenoeming Blok 1 en 2 - Les 1 - L2HB L2AA

Woordsoortbenoeming 
Blok 1 en 2
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Woordsoortbenoeming 
Blok 1 en 2

Slide 1 - Tekstslide

Doel van de les:
Havo:
- Je kan de  volgende woordsoorten benoemen: lidwoord, zelfstandig nw, bijv.nw, voorzetsel, persoonlijk vnw, bezittelijk vwn, wedekerend vnw, wederkerig vwn.

Vwo:
- Je kan de volgende woordsoorten benoemen: lidwoord, zelfstandig nw, bijv.nw, voorzetsel, persoonlijk vnw, hulp ww, zelfstandig ww, bezittelijk vwn, wedekerend vnw, wederkerig vwn, vragend vnw, aanwijzende vnw, betrekkelijk vnw, onbepaalde vnw.

Slide 2 - Tekstslide

Benoem de woordsoorten in de volgende zinnen
1. Aan het begin van het schooljaar krijg je een enorme stapel boeken naar huis gestuurd.

2. De andere helft belandt onder een grote berg kleren.

Slide 3 - Tekstslide

Lidwoord
De, het, een

Slide 4 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord
Naam van mensen, dieren, dingen, plaatsen.

Je kan er een lidwoord voorzetten.

De stoel.  Jeroen is jarig. De jarige is te laat. 

Slide 5 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
Voegt iets bij .
Geeft extra informatie over het zelfstandige naamwoord. Staat voor het zelfstandige naamwoord.

De mooie stoel. 

Slide 6 - Tekstslide

Voorzetsel
Denk aan kast: in, op, voor, naast, onder, achter, ....enz.

Denk aan feest: naar, tijdens.

Slide 7 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
Verwijst naar een persoon, groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken.

Onderwerpsvorm: ik, jij (je), u, hij, zij (ze), het, wij, jullie , zij (ze)
Voorwerpsvorm: mij (me), jou (je), u, hem, haar, het, ons, jullie, hun, hun, ze.

Slide 8 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord
Geeft een bezit aan. Het kan bijvoeglijk of zelfstandig in een zin voorkomen.
Heb je zijn  aantekeningen? (bijvoeglijk)
Je kunt beter de hare gebruiken. (zelfstandig)

Bijvoeglijk: mijn, jouw (je), uw, zijn, haar, onze, ons, jullie, uw, hun.
Zelfstandig: de mijne, de jouwe, de uwe, de zijne, de hare, de onze, de uwe, de hunne. (Het lidwoord benoem je niet als bezittelijk vnw.)

Slide 9 - Tekstslide

Wederkerend voornaamwoord
Komt alleen voor met een wederkerend werkwoord.
Het woordje keert weder: slaat terug op de persoon voor het werkwoord.

Ik vergis me. Hij vergist zich.

me, je, u (zich), zich, ons, je, u (zich), zich.

Slide 10 - Tekstslide

Wederkerig voornaamwoord
Elkaar

Slide 11 - Tekstslide

Hulpwerkwoord (vwo)
Geeft geen handeling aan in de zin. Het helpt het zelfstandig werkwoord.

Slide 12 - Tekstslide

Zelfstandig werkwoord (vwo)
Geeft aan wat er wordt gedaan. Geeft de handeling aan in de zin.
Er staat altijd maar 1 zelfstandig werkwoord in de zin.

Slide 13 - Tekstslide

Vragende voornaamwoorden (vwo)
wie, wat, welke en wat voor (een)

Staan meestal aan het begin van een vragende zin.
Zo niet, maak er dan een vragende zin van met het vragende voornaamwoord vooraan in de zin. 

Slide 14 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord (vwo)
Wijst iets of iemand aan. 

Deze, dit, die en dat.

Slide 15 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord (vwo)
Verwijst terug naar een woord of woordgroepje dat er vlak voor staat. Zo'n woordgroepje noem je het antecedent. 

Die, dat, wat en wie.

De muziek die jij op je telefoon hebt gedownload, vind ik erg mooi. 

Slide 16 - Tekstslide

Onbepaald voornaamwoord (vwo)
Verwijst vaag naar iets of iemand. 
Iets, niets, niemand, iemand, alles, men, wat (=iets), elke, ieder(een).

Slide 17 - Tekstslide

Benoem de woordsoorten in de volgende zinnen.
Wie zullen die opdracht voor Engels inleveren?

Die spijkerbroek is van mijn broer geweest.


Slide 18 - Tekstslide

Noteer znw, bnw en lidwoorden
De musical Sunset Boulevard speelt zich af in het Hollywood vd jaren 50

Slide 19 - Open vraag

Qua regie is alles aan deze musical ouderwets in de goede zin van het woord

Slide 20 - Open vraag

Bijwoorden?
Wetenschappers hebben de verste ster ooit ontdekt

Slide 21 - Open vraag

Bijwoorden
De online advertentiemarkt is de laatste jaren explosief gegroeid.

Slide 22 - Open vraag

voornaamwoorden
Heb je de flyers van een vermiste papegaai gezien die overal in de stad hangen?

Slide 23 - Open vraag

Ik ben de eigenaar van de vogel; ze is ontzettend bezorgd over haar lieveling.

Slide 24 - Open vraag

infinitief, vd, od?
Het aantal kinderkookboeken is deze week uitgebreid met het debuut van de tienjarige Shane Kluivert.

Slide 25 - Open vraag

tijd?
De bui zal inmiddels wel overgewaaid zijn

Slide 26 - Open vraag


Slide 27 - Open vraag