Herhaling leerstof derde jaar

Herhaling leerstof derde jaar
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
ChemieSecundair onderwijs

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Herhaling leerstof derde jaar

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het symbool van zink?

Slide 2 - Open vraag

Wat is het symbool van waterstof?

Slide 3 - Open vraag

Wat is het symbool van argon?

Slide 4 - Open vraag

Wat is het symbool van kwik?

Slide 5 - Open vraag

Wat is het symbool van kalium?

Slide 6 - Open vraag

Wat is de naam van het symbool 'Au'?

Slide 7 - Open vraag

Wat is de naam van het symbool 'lood'?

Slide 8 - Open vraag

Wat is de naam van het symbool 'B'?

Slide 9 - Open vraag

Wat is de naam van het symbool 'He'

Slide 10 - Open vraag

Wat bedoelen we met elektronenconfiguratie?
A
De plaats van de protonen in de kern.
B
Het aantal neutronen in de kern.
C
De massa van een atoom.
D
De verdeling van elektronen over de schillen.

Slide 11 - Quizvraag

Een atoom heeft de configuratie K2 L8 M2. Welk element is dit?
A
magnesium
B
natrium
C
aluminium
D
calcium

Slide 12 - Quizvraag

Waar bevinden de protonen en neutronen zich in een atoom?
A
in de kern
B
op de schillen
C
verspreid over het atoom
D
enkel op de buitenste schil

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de lading van een proton?
A
0
B
-1
C
+1
D
+2

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de elektronenconfiguratie van Na (Z = 11)?
A
K2 L10 M1
B
K2 L9
C
K2 L8 M1
D
K2 L8

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een atoom en een ion?
A
Een atoom heeft een lading, een ion niet.
B
Een atoom heeft geen lading, een ion wel.
C
Een atoom zit enkel in gassen.
D
Een atoom is groter dan een ion.

Slide 16 - Quizvraag

Koppel de begrippen met de juiste uitleg.
ongeladen deeltje, protonen = elektronen
geladen deeltje, protonen ≠ elektronen
positief geladen ion (heeft e⁻ afgestaan)
negatief geladen ion (heeft e⁻ opgenomen)
atoom
ion
kation
anion

Slide 17 - Sleepvraag

Welke uitspraken zijn waar?
A
Een atoom is altijd neutraal.
B
Een kation heeft meer elektronen dan protonen.
C
Een anion heeft meer elektronen dan protonen.
D
Een atoom is altijd geladen.

Slide 18 - Quizvraag