Taalverzorging: Formuleren

Taalverzorging: Formuleren

H4, periode 3
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Taalverzorging: Formuleren

H4, periode 3

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling:
Woorden te weinig
Losstaand zinsgedeelte
Foutieve inversie
Incongruentie
Nieuwe theorie:
Foutieve samentrekking
Verkeerd aansluitende beknopte bijzin

Slide 2 - Tekstslide

Congruentie
Als een onderwerp enkelvoud is, dan moet je persoonsvorm ook enkelvoud zijn.
Als een onderwerp meervoud is, dan moet je persoonsvorm ook enkelvoud zijn.
Klopt dat niet? Incongruentie

Slide 3 - Tekstslide

Dus:
- De man komt naar huis. 
- De mannen komen naar huis.
Maar let op: woorden die een groep aangeven zijn enkelvoud.
--> Een aantal mannen komt naar huis.

Slide 4 - Tekstslide

Vul in: ''Een zwerm vogels ... (vliegen) voorbij.''

Slide 5 - Open vraag

Beantwoord: Welke twee zinsdelen moeten in getal gelijk zijn?

Slide 6 - Open vraag

Woorden te weinig

Slide 7 - Tekstslide

Samengestelde zinnen
Zinnen met meer dan één persoonsvorm. 
Twee hoofdzinnen: (1) Eerst gaat hij naar de schoenenwinkel en (2) hij doet daarna boodschappen bij de Jumbo. 
Nevenschikkende voegwoorden: en, want, maar, of, dus.
Controle: Vervang het voegwoord door een punt.

Slide 8 - Tekstslide

Hoofdzin en bijzin
Hoofdzin en bijzin: ''Ik vind het goed dat hij zich zo inzet voor het goed doel.''
Onderschikkende voegwoorden: Alle andere voegwoorden.
Controle: Kan je het voegwoord vervangen door een punt?
Controle: Maak er een vraagzin van: hoofdzin staat dan vooraan.
Controle: In een hoofdzin kan er niks tussen het onderwerp en de persoonsvorm staan: Ik niet koop koekjes. = fout!

Slide 9 - Tekstslide

Twee hoofdzinnen of hoofdzin + bijzin?
''Omdat ik koekjes lekker vind, koop ik vaak Oreo's.''
A
Twee hoofdzinnen
B
Hoofdzin en bijzin
C
Géén idee

Slide 10 - Quizvraag

Inversie
Nederlandse zinnen kennen een basisvolgorde:
Eerst je onderwerp, dan je persoonsvorm, dan de rest van de zinsdelen.
''Jij koopt veel eten op de kermis.''
Staat de persoonsvorm achter het onderwerp? Inversie
Vragen: ''Koop jij altijd veel eten op de kermis?''
Ander zinsdeel voorop: ''Op de kermis koop jij altijd veel eten!''


Slide 11 - Tekstslide

Foutieve inversie
Vragen + andere zinsdelen aan het begin: 
Enige toegestane inversie
Alle andere gevallen: Foutieve inversie 
Let op samengestelde zinnen:
''Gisteren was ik jarig en heb ik veel cadeaus gekregen.''
--> ''Gisteren was ik jarig en ik heb veel cadeaus gekregen.''

Slide 12 - Tekstslide

Goed of fout?
''Vroeger at ik graag appels en plukte ik ze zelf.''
A
Goed
B
Fout

Slide 13 - Quizvraag

Losstaand zinsgedeelte
Fout: ''Mijn fiets is gestolen. Waardoor ik moet lopen.''
Goed: ''Mijn fiets is gestolen, waardoor ik moet lopen.''

Slide 14 - Tekstslide

Samentrekking
In samengestelde zinnen kun je gemeenschappelijke woorden of woordgroepen weglaten.
''Hij houdt van taart, maar niet van cake''

Slide 15 - Tekstslide

Welke woorden zijn weggelaten?
''Hij houdt van taart, maar niet van cake.''

Slide 16 - Open vraag

Foutieve samentrekking
In drie gevallen mag je NIET samentrekken:
1. Bij verschil in grammaticale functie
2. Bij verschil in getal (bij persoonsvorm en onderwerp)
3. Bij verschil in betekenis

Slide 17 - Tekstslide

1. Grammaticale functie
''(1) Star Wars is een spannende film en (2) kijk ik graag.'' 
(1) Star Wars is onderwerp.
(2) Star Wars is lijdend onderwerp
Oplossing: ''Star Wars is een spannend film en die film kijk ik graag.''


Slide 18 - Tekstslide

Goed of fout?
''De jongen liep de winkel binnen en werd een winkelmandje toegereikt.''

A
Goed
B
Fout

Slide 19 - Quizvraag

2. Getal
Weten we het nog? Congruentie 
''(1) In deze buurt wordt vaak te hard gereden en (2) veel auto's geflitst.''
1. Enkelvoud
2. Meervoud
Oplossing: ''In deze buurt wordt vaak te hard gereden en veel auto's worden geflitst.''

Slide 20 - Tekstslide

Verbeter: ''Hier wordt vaak ingebroken en veel auto's vernield.''

Slide 21 - Open vraag

3. Betekenis
''Jantje is (1) in Spanje en (2) vijftig jaar oud.''
1. Plaats
2. Eigenschap
Oplossing: ''Jantje is in Spanje en is vijftig jaar oud.''

Slide 22 - Tekstslide

Welke foutieve samentrekking?
''Ik zet koffie en op tafel.''
A
Verschil in grammaticale functie
B
Verschil in getal
C
Verschil in betekenis

Slide 23 - Quizvraag

Welke foutieve samentrekking?
''Zijn broek kostte tachtig euro, maar vind ik niet mooi.''
A
Verschil in grammaticale functie
B
Verschil in getal
C
Verschil in betekenis

Slide 24 - Quizvraag

 Beknopte bijzin
Bijzinnen kunnen vaak vervangen worden, waardoor zij vaak een verborgen onderwerp en persoonsvorm hebben.
'' (1) Wachtend op de bus, (2) kusten zij elkaar.''
--> ''Toen zij wachtten op de bus, kusten zij elkaar.''
1. Zij is onderwerp
2. Zij is onderwerp

Slide 25 - Tekstslide

Verkeerd aansluitende beknopte bijzin

Wanneer het (verzwegen) onderwerp van de beknopte bijzin niet gelijk is aan het onderwerp van de hoofdzin, spreek je van een verkeerd aansluitende beknopte bijzin.

''Na koffie gedronken te hebben, vertrok de bus weer.''

Slide 26 - Tekstslide

Corrigeer: ''Hard lopend hield de politie de zakkenrollers in de gaten.''

Slide 27 - Open vraag