Havo 4 Nectar 7.5

Paragraaf 7.5
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 7.5

Slide 1 - Tekstslide

Deze periode (TW4)

Slide 2 - Tekstslide

Deze periode (TW4)

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen 7.4

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een ecosysteem?
A
Alle abiotische factoren samen
B
Alle relaties tussen organismen en hun milieu
C
Een groep dieren in een leefgebied
D
Een bepaald gebied, waarin de biotische en abiotische factoren een eenheid vormen

Slide 6 - Quizvraag

Wanneer spreken we van een dynamisch evenwicht?
A
Als de populatiegrootte altijd hetzelfde is
B
Als de populatiegrootte steeds verder toeneemt
C
Als de populatiegrootte rond een gelijke waarde schommelt
D
Als de dieren in een populatie even zwaar zijn

Slide 7 - Quizvraag

Bij een dynamisch evenwicht...
A
Neemt de populatiegrootte predatoren af, en blijft de populatiegrootte voor prooien gelijk
B
Neemt de populatiegrootte prooien af, en blijft de populatiegrootte van predatoren gelijk
C
Nemen populatiegroottes van predatoren en prooien beide toe en af over lange periode
D
Blijven de populatiegroottes van predatoren en prooien gelijk over een lange periode

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een ecosysteem?
A
dat is een systeem dat het klimaat regelt
B
dat is zijn alle dieren in een gebied
C
dat zijn alle biotische en abiotische factoren in een gebied
D
dat zijn alle planten en dieren in een gebied

Slide 9 - Quizvraag

Leerdoelen 7.5

Slide 10 - Tekstslide

Autotroof of heterotroof

Slide 11 - Tekstslide

Habitat en ecosysteem
Habitat:
De leefomgeving van een organisme met de specifieke abiotische en biotische factoren.

Ecosysteem:
Een ecosysteem bevat verschillende habitats.
Autotroof organisme:
  • producent
  • bouwt zelf organische moleculen uit anorganische moleculen
  • b.v. planten: slaan energie uit zonlicht op in organische stof (glucose) -> fotosynthese

Heterotroof organisme:
  • consument
  • energie afkomstig uit voedsel

Autotroof of heterotroof

Slide 12 - Tekstslide

Voedselweb vs voedselketen

Slide 13 - Tekstslide

Voedselweb
BiNaS 93E1

Slide 14 - Tekstslide

Wat is een autotroof organisme?
A
Een organisme dat afhankelijk is van andere organismen voor voedsel.
B
Een organisme dat zelf organische stoffen kan maken uit anorganische stoffen.
C
Een organisme dat geen voedsel nodig heeft.
D
Een organisme dat alleen dierlijk voedsel eet.

Slide 15 - Quizvraag

Cyanobacteriën zijn autotroof omdat ze
A
mitochondriën bezitten
B
glucose kunnen maken uit water en koolstofdioxide
C
energie binnenkrijgen door het eten van andere organismen
D
ziektes kunnen veroorzaken

Slide 16 - Quizvraag

Zijn reducenten autotroof of heterotroof?
A
autotroof
B
heterotroof

Slide 17 - Quizvraag

Consument 3
Consument 1
Consument 2
Heterotroof
Autotroof
Producent

Slide 18 - Sleepvraag

Autotroof
Heterotroof 

Slide 19 - Sleepvraag



Stel men haalt de brandnetel uit dit voedselweb. Welke dieren zullen dan uiteindelijk ook verdwijnen? 
A
de bladluis en de rups
B
de bladluis, de rups en de slak
C
de bladluis, de rups en de koolmees
D
de bladluis, de rups, de koolmees en de havik

Slide 20 - Quizvraag

Maak het voedselweb kloppend

Slide 21 - Sleepvraag

In het voedselweb is aangegeven wie door wie opgegeten wordt.

Wie staat er aan het eind van dit voedselweb?
A
algen
B
kikker
C
vis
D
reiger

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de slang NIET in dit voedselweb?
A
Consument 1e orde
B
Consument 2e orde
C
Consument 3e orde
D
Consument 4e orde

Slide 23 - Quizvraag

Leerdoelen 7.5

Slide 24 - Tekstslide

  • Herhalen leerdoelen Hoofdstuk 7
  • Maken 7.5: opdracht 52, 55, 57, 60 
  • Maken Toepassen: opdracht 63-66
Aan het werk

Slide 25 - Tekstslide