V3 Frans chapitre 3

Bonjour et bienvenue
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bonjour et bienvenue

Slide 1 - Tekstslide

trente-trois
quarante-trois
dix-huit
vingt-six
cinquante-neuf
59
26
43
33
67
18

Slide 2 - Sleepvraag

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Classe de français
-  Docent: Mevrouw Smakman
- Elke les standaard je werkboek mee. 
Niet mee 1x: niks aan de hand; 2x: overschrijven van woordenlijst
Aan het begin van de les korte controle, zelfde voor huiswerk.
- Laat elkaar praten, ieder heeft zijn eigen tempo, wees lief voor elkaar.
-  Durf te vragen/helpen

Slide 5 - Tekstslide

Aujourd'hui
Et toi? Tu veux te présenter? 
Maak een powerpoint/doc met foto's, schrijf een kort stukje over jezelf of doe beide. Zo krijg ik een beter beeld van wie jij bent, vertel mij ook vooral hoe het met je gaat, hoe vind je Frans, waarmee en hoe denk je dat ik je beste kan helpen? 
Inleveren: via Lesson-up (later) en ik loop langs.
Klaar? Ga leren voor de toets in stilte

Slide 6 - Tekstslide

Toetsstof
- Alle voca en zinnen chapitre 3
-Ce, cet, cette,ces; aanwijzend voornaamwoord + vertaling
- Werkwoorden vouloir+pouvoir + vertaling
-Schrijven: je wil schoenen kopen en een T-shirt; beschrijf
- Getallen verstaan 1-100

Slide 7 - Tekstslide

POUVOIR (= kunnen, mogen)
Présent (tegenwoordige tijd) 
Je peux
Tu peux
Il/elle/on peut
Nous pouvons
Vous pouvez
Ils/elles peuvent

Slide 8 - Tekstslide

Je peux
Tu peux
Il peut
Elle peut
Nous pouvons
Vous pouvez
Ils/elles peuvent
Ik kan
Jij mag
Hij kan
Zij mag
Wij kunnen
Jullie mogen
Zij mogen

Slide 9 - Sleepvraag

VOULOIR (= willen)
Présent (tegenwoordige tijd) 
Je veux
Tu veux
Il/elle/on veut
Nous voulons
Vous voulez
Ils/elles veulent

Slide 10 - Tekstslide

Je veux
Tu veux
Elle veut
Nous voulons
Vous voulez
Ils veulent
Ik wil
Jij wilt
Zij wil
Wij willen
Jullie willen
Zij willen

Slide 11 - Sleepvraag

Zet het werkwoord in de juiste vorm.
Elle (pouvoir)
A
peux
B
veux
C
peut
D
veut

Slide 12 - Quizvraag

Zet het werkwoord in de juiste vorm.
Vous (vouloir)
A
pouvons
B
pouvez
C
voulons
D
voulez

Slide 13 - Quizvraag

Zet het werkwoord in de juiste vorm.
Ils (pouvoir)
A
peut
B
peuvent
C
veut
D
veulent

Slide 14 - Quizvraag

80
63
39
56
Quatre-vingts
Soixante-trois
Trente-neuf
Cinquante-six

Slide 15 - Sleepvraag

aanwijzend voornaamwoord: die, deze, dit 
Ce 
Cet
Cette
Ces

Slide 16 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord
Je hebt verschillende vormen van het aanwijzend voornaamwoord in het Frans. Namelijk:






Slide 17 - Tekstslide

aanwijzend voornaamwoord

Slide 18 - Tekstslide

vrouwelijk
mannelijk
meervoud
mannelijk met klinker/ stomme h
cette
ces
cet
ce

Slide 19 - Sleepvraag

Ce / cette / ces / cet =
A
De / het
B
een
C
Deze / die / dit / dat
D
Mijn / jouw / haar

Slide 20 - Quizvraag

ces
Dit woord is altijd
A
vrouwelijk e.v
B
mannelijk e.v.
C
meervoud m/v
D
vrouwelijk m.v.

Slide 21 - Quizvraag

Ces voiture
A
Vrai
B
Faux

Slide 22 - Quizvraag

Vul in: ce, cette, cet, ces:
la recherche
A
ce recherche
B
cet recherche
C
cette recherche
D
ces recherche

Slide 23 - Quizvraag

ce, cet, cette of ces:
La robe est bleue
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 24 - Quizvraag

Vul in: ce, cette, cet, ces:
le message
A
ce message
B
cet message
C
cette message
D
ces message

Slide 25 - Quizvraag

Ce
Cet
Cette
Ces
garçon (m)
robe (v)
chaussures (mv)
maison (v)
pull (m)
monsieur
homme(m)
pantalon(m)
jupes (mv)

Slide 26 - Sleepvraag

Élèves
garçon
Maison
Enfant
Ce
Cette
Cet
Ces

Slide 27 - Sleepvraag

Enkelvoud
meervoud
mannelijk
vrouwelijk
ce 
cette
ces
ces

Slide 28 - Sleepvraag