Testtoets thema 7 opslag uitscheiding en bescherming

Je ziet iemands huid op twee momenten. Piet doet de volgende uitspraak: De bloedvaten in de huid zijn het wijdst op de tekening rechts. Klopt Piet zijn uitspraak?
A
Ja
B
Nee
1 / 28
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Je ziet iemands huid op twee momenten. Piet doet de volgende uitspraak: De bloedvaten in de huid zijn het wijdst op de tekening rechts. Klopt Piet zijn uitspraak?
A
Ja
B
Nee

Slide 1 - Quizvraag

Klopt de volgende bewering over de afbeelding:

Op het rechterplaatje is de zweetproductie in het lichaam het grootst.
A
Ja
B
Nee

Slide 2 - Quizvraag

Hoeveel procent van de Europese bevolking heeft volgens de gegevens uit tabel 1 het resusantigeen op de rode bloedcellen?
A
34%
B
55%
C
84 %
D
32%

Slide 3 - Quizvraag

Noa (AB-) heeft bloedgroep AB en ze is resusnegatief. Hoeveel van de verschillende typen bloedfactoren(antigenen) uit het AB0 systeem bevinden zich op haar rode bloedcellen?
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 4 - Quizvraag

Noa (AB-) is voor de tweede keer zwanger van dezelfde man met bloedgroep 0, die resuspositief is. Hun tweede kind, met bloedgroep AB heeft de verschijnselen van een resuskind. Welke van de antistoffen Anti-A, Anti-B en antiresus bevat het bloed van de moeder?
A
Anti resus
B
Anti A en B
C
Anti resus en Anti A
D
Anti resus en Anti B

Slide 5 - Quizvraag

Noa (AB-) is voor de tweede keer zwanger van dezelfde man met bloedgroep 0, die resuspositief is. Hun tweede kind, met bloedgroep A heeft de verschijnselen van een resuskind. Welke van de antistoffen Anti-A, Anti-B en antiresus bevat het bloed van het kind?
A
Anti resus
B
Anti resus en Anti B
C
Anti A
D
Anti B

Slide 6 - Quizvraag

Een arts had iets kunnen doen waardoor Noa haar kind (zie vorige vraag) niet de verschijnselen van een resuskind zou hebben gekregen. Wat had de arts dan moeten doen en op welk moment?

Slide 7 - Open vraag

Met welk nummer wordt het proces van reserves aanvullen aangegeven?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quizvraag

Met welk nummer wordt het proces van uitscheiden aangegeven?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quizvraag

Met welk nummer wordt het proces van voedsel opnemen aangegeven?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 10 - Quizvraag

In de afbeelding ontbreekt een pijl voor het produceren van uitwerpselen. Hoe zou deze pijl moeten wijzen in de afbeelding?
A
inwendig milieu -> inwendig milieu
B
Inwendig milieu -> opslag in organen
C
uitwendig milieu -> uitwending milieu
D
Opslag in organen -> uitwendig milieu

Slide 11 - Quizvraag

Jono-Eshma is door slangenbeten immuun geworden tegen de antigenen van enkele slangensoorten. Hoe heet dit soort immuniteit?

Slide 12 - Open vraag

Mensen met ei-allergie krijgen een allergische reactie na het eten van voedsel met eiwitten uit eieren. Deze eiwitten zetten bepaalde bloeddeeltjes, de B-cellen, aan tot het maken van antistoffen. Deze antistoffen binden zich aan de antigenen en zetten het lichaam aan tot het maken van Histamine. Histamine veroorzaakt de allergische reactie.
Tot welke groep bloeddeeltjes behoren de B-Cellen?
A
Bloedplaatjes
B
Witte bloedcellen
C
Rode bloedcellen
D
Bloedplasma

Slide 13 - Quizvraag

Bij Daan wordt vermoed dat hij allergisch is voor stoffen uit kippeneieren. Bij onderzoek wordt Daans bloed gemengd met eiwitten uit eieren. Stoffen in zijn bloed binden zich aan deze eiwitten. Dit is een aanwijzing voor ei-allergie.

Hoe heten de stoffen in het bloed die zich binden aan de eiwitten uit de eieren?

A
Antigenen
B
Antistoffen
C
Histamines
D
Virussen

Slide 14 - Quizvraag

Daans bloedgroep wordt bepaald. Twee druppels bloed worden op een glaasje gebracht. Aan elke druppel bloed wordt testvloeistof toegevoegd (zie afbeelding). Er wordt gekeken of er samenklontering optreedt in de bloeddruppels.
Welke bloedgroep heeft Daan?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep AB
C
Bloedgroep B
D
Bloedgroep 0

Slide 15 - Quizvraag

Gele koorts is een ziekte die wordt veroorzaakt door een virus. Dat virus wordt van besmette personen overgedragen door muggensoorten die voorkomen in Afrika en Zuid-Amerika.Ongeveer een week na infectie met het virus gaat het lichaam antistoffen tegen het virus maken. Een patiënt is na genezing levenslang immuun.Kaj werd in Afrika besmet. Lijn R in de grafiek van afbeelding 6 toont de vorming van antistoffen in zijn bloed. Een jaar later wordt Kaj weer besmet. Welke lijn toont de vorming van antistoffen na deze 2e infectie?

A
Lijn P
B
Lijn Q
C
Lijn S

Slide 16 - Quizvraag

Kaj en Indra hadden zich voor hun reizen niet laten vaccineren tegen gele koorts, maar wel tegen hepatitis B.

Welk orgaan wordt aangetast bij een infectie met hepatitis B?

Slide 17 - Open vraag

is je huid een orgaan?
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quizvraag

Met welke letter wordt in de afbeelding een talgklier aangegeven? En met welke letter een zweetklier?
A
P en S
B
P en T
C
P en Q
D
S en T

Slide 19 - Quizvraag

Bij een vrouw is een nierbekken ontstoken. De ontsteking is veroorzaakt door bacteriën. Vier delen in het lichaam van een vrouw zijn:
1 nierbekken; 2 urinebuis; 3 urineblaas; 4 urineleider.

Door welke van deze delen zijn de bacteriën achtereenvolgens gekomen?
1
2
3
4
Nierbekken
Urinebuis
Urineblaas
Urineleider

Slide 20 - Sleepvraag

In afbeelding 10 zie je de nieren met de urinewegen en de aan- en afvoerende bloedvaten. De pijlen geven de stroomrichting van het bloed aan. Het ureumgehalte wordt gemeten. Op welke plaats zal het ureumgehalte het hoogst zijn?
A
Op plaats 1
B
Op plaats 2
C
Op plaats 3
D
Op plaats 4

Slide 21 - Quizvraag

Een kunstnier is een apparaat dat de werking van de nieren kan overnemen. Patiënten van wie de nieren niet goed werken, moeten regelmatig hun bloed laten schoonmaken door een kunstnier.
Drie stoffen in het menselijk lichaam zijn:
– galkleurstoffen;
– glucose;
– ureum.
Welk van deze stoffen (of allemaal) moet een kunstnier uit het bloed halen.

Slide 22 - Open vraag

Operaties
Op een dag worden in een ziekenhuis bij drie operaties weefsels overgebracht.
− Operatie 1: bij een patiënt wordt een hartklep vervangen door een aortaklep van een varken.
− Operatie 2: een patiënt met bloedgroep B krijgt bloed toegediend met bloedgroep 0.
− Operatie 3: een patiënt ondergaat een niertransplantatie.

Bij welke operaties ontstaan antistoffen, noem in je antwoord alleen het nummer /of nummers van de operatie(s)

Slide 23 - Open vraag

Sadet krijgt van de arts antibiotica. Waarom krijgt Sadet antibiotica toegediend?
A
Om de tetanusbacteriën te bestrijden
B
Om de vorming van antistoffen te bevorderen
C
Om het tetanusgif onschadelijk te maken

Slide 24 - Quizvraag

Gaat het bij een injectie met antistoffen om actieve of passieve immunisatie? leg je antwoord uit!

Slide 25 - Open vraag

Antistoffen tegen tetanus worden uit het bloed gehaald van een donor. Zo’n anti-tetanusdonor wordt eerst ingeënt met een zeer kleine, onschadelijke hoeveelheid tetanusgif. Enkele weken later wordt bloed afgenomen.

Leg uit dat een anti-tetanusdonor eerst moet worden ingeënt met tetanusgif.

Slide 26 - Open vraag

Bij warm weer hijgen honden veel. Honden hebben namelijk geen zweetklieren. Door te hijgen bereiken ze hetzelfde als met zweetklieren.

Waardoor is het voor honden nuttig om bij warm weer veel te hijgen?

A
Daardoor geven honden extra veel koolstofdioxide af.
B
Daardoor krijgen honden meer energie.
C
Daardoor nemen honden extra zuurstof op.
D
Daardoor verdampen honden meer vocht via hun bek.

Slide 27 - Quizvraag

Bob drinkt acht glazen bier en is daardoor dronken. Van de alcohol die uit dat bier wordt opgenomen, verdwijnt 2% onveranderd uit Bobs lichaam. De rest wordt in zijn lichaam afgebroken. Dat duurt een paar uur.
Waar in Bobs lichaam wordt de alcohol vooral afgebroken?

A
In zijn darmkanaal
B
In zijn lever
C
In zijn nieren
D
In zijn hersenen

Slide 28 - Quizvraag