S21 - Van eigennaam tot soortnaam

S21 - Van eigennaam tot soortnaam
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

S21 - Van eigennaam tot soortnaam

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk zelfstandig naamwoord is 'kinderen'?
Vandaag zijn de kinderen in het tropisch zwembad gaan zwemmen.
A
eigennaam
B
soortnaam

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk zelfstandig naamwoord is 'Mieke'?
Mieke is al wakker sinds 6 uur deze ochtend.
A
soortnaam
B
eigennaam

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn opa heeft alzheimer.
Wat voor een woord is 'alzheimer'?
A
Eponiem
B
Antoniem
C
Personificatie
D
Vergelijking

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een eponiem?
A
een eigennaam
B
een soortnaam afgeleid van een eigennaam
C
een eigennaam afgeleid van een soortnaam
D
een soortnaam afgeleid van een antoniem

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Alzheimer'
Alois Alzheimer (1864-1915) was een neuropatholoog en psychiater. Hij is beroemd door de ziekte die in 1906 voor het eerst door hem beschreven werd en naar hem genoemd is.

Let op:
-'Mijn opa heeft alzheimer'.
-'Hij heeft de ziekte van Alzheimer'.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen
1- Je kent de verschillende soorten eigennamen.
2- Je kent het verschil tussen een eigennaam en een soortnaam.
3- Je kunt het begrip eponiem uitleggen en je kunt eponiemen herkennen.
4- Je kunt eponiemen correct spellen.
5- Je begrijpt dat merknamen kunnen evolueren tot soortnamen.
6- Je kunt soortnamen die afkomstig zijn van merknamen correct spellen.
7- Je kunt uitleggen wat bedoeld wordt met 'merkverwatering'.
8- Je kunt ziekten en syndromen die genoemd zijn naar hun ontdekker correct spellen.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Eigennamen en soortnamen (herhaling)
  • Een eigennaam = een ZN dat een individuele persoon of zaak benoemt
- persoonsnamen (ook dieren en voorwerpen), bv. Bram, Pieters, Leo ...
- merknamen en handelsnamen, bv. Volvo, Lernova
- aardrijkskundige namen, bv. Brussel
- namen van organisaties en instellingen, bv. de Taalunie.
  • Een soortnaam = een ZN dat de soort aanduidt waartoe personen, dieren, voorwerpen ... behoren, bv. huisarts, hond, bestek, kool ...

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Persoonsnamen worden soortnamen

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Persoonsnamen worden soortnamen
  • Sommige mensen of fictieve personages worden legendarisch door hun karakter, hun uitvinding of hun daden.
  • Hun naam wordt automatisch met dat karakter, die uitvinding of die daden in verband gebracht en zo is hun eigennaam geëvolueerd tot een soortnaam. Dat noemen ze eponiemen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

'Paparazzi'
Paparazzo was een opdringerige fotograaf in de film 'La Dolce Vita' (1930).  

Sindsdien wordt de soortnaam 'paparazzi' (enkelvoud: paparazzo) gebruikt voor fotografen die het niet nauw nemen met de privacy van bekende personen.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

'Casanova'
Giacomo Casanova (1725-1798) was een Italiaanse man die erom bekend stond graag vrouwen te versieren en een rokkenjager te zijn.

Sindsdien worden versierders of rokkenjagers ook wel 'casanova's' (enkelvoud: casanova) genoemd.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelling: eponiemen
Persoonsnamen die soortnamen zijn geworden, krijgen geen hoofdletter. Ze benoemen immers geen persoon meer, maar zijn 'gewone' zelfstandige naamwoorden (bv. diesel < Rudolf Diesel, de uitvinder van de dieselmotor).

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelling: eponiemen
Uitzondering
Als er nog steeds een duidelijk verband bestaat met de maker of ontwerper van een product, dan blijft de hoofdletter behouden.

Voorbeelden:
- Je noemt een schilderij van Picasso 'een Picasso'.
- Het meest recente boek van Paula Hawkins is 'de nieuwe Hawkins'.
- Je tante noemt haar enige tas van Delvaux 'mijn peperdure Delvaux'.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Merknamen worden soortnamen

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Merknamen worden soortnamen
Sommige producten hebben of hadden zoveel succes dat hun eigennaam of merknaam geëvolueerd is tot een soortnaam. Je schrijft ze dan zonder hoofdletter.

Voorbeelden:
- Een bic is een algemene naam geworden voor een balpen.
- Een aspirine is een middel tegen hoofdpijn en koorts.
- Baby's krijgen een pamper om in de plaats van een luier.


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Merknamen worden soortnamen
De evolutie van merknaam naar soortnaam wordt soms merkverwatering genoemd. 

De merknaam verliest zijn oorspronkelijke sterkte omdat hij als soortnaam ook voor producten van slechtere kwaliteit gebruikt wordt. 


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Ziekten en syndromen 
genoemd naar hun ontdekker
Persoons- en merknamen die soortnamen worden, verliezen meestal hun hoofdletter. Bij ziekten en syndromen die genoemd zijn naar hun ontdekker, zijn er meer mogelijkheden!

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Ziekten en syndromen 
genoemd naar hun ontdekker
1. De persoonsnaam wordt met hoofdletter geschreven als hij volgt op de woorden 'ziekte van' of 'syndroom van'.


Voorbeeld:
- In dat kamp zijn kinderen met het syndroom van Down heel welkom.
- Hij heeft de ziekte van Alzheimer.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Ziekten en syndromen 
genoemd naar hun ontdekker
2. Als alleen de persoonsnaam gebruikt wordt om de ziekte of het syndroom te benoemen, dan krijgt die persoonsnaam geen hoofletter.
 

Voorbeeld:
- Onze buurjongen heeft down.
- Mijn opa heeft alzheimer.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Ziekten en syndromen 
genoemd naar hun ontdekker
3. Als de persoonsnaam het eerste deel is van een samenstelling, dan krijgt hij geen hoofdletter.

Voorbeeld:
De dokter dacht dat hij enkele downkenmerken herkende, maar onderzoek wees uit dat de baby geen downsyndroom had.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 22 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 23 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 24 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.