VT haben & sein

Werkwoorden - hatten waren
intro
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Werkwoorden - hatten waren
intro

Slide 1 - Tekstslide

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-e

-en
-t
-en
haben -> hatten (hadden)
regel: stam + uitgang

hatten
stam: -en eraf
-> hatt


uitleg

Slide 2 - Tekstslide

De basisuitgangen tegenwoordige tijd
ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t

-en
-t
-en
feesttenten
uitleg

Slide 3 - Tekstslide

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
e
st
e

en
t
en
hatten -> probleem!
hatt
hatt
hatt

hatt
hatt
hatt
uitleg

Slide 4 - Tekstslide

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
e
st
e

en
t
en
hatten -> oplossing
uitleg
hatt
hatt
hatt

hatt
hatt
hatt
d-tje / t-je, extra e-tje

e



e

Slide 5 - Tekstslide

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie

-st


-en
-t
-en
sein -> waren (waren)
regel: stam + uitgang

waren
stam: -en eraf
-> war


uitleg

Slide 6 - Tekstslide

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
war
war
war

war
war
war
sein -> waren
uitleg

st


en
t
en

Slide 7 - Tekstslide

En nu jij!
Je krijgt 18 vragen:
  • 9x multiple choice
  • 9x open

Kan jij hatten en waren al correct vervoegen?
uitleg

Slide 8 - Tekstslide

waren (ich)
1/18
A
war
B
ware
C
wart
D
warte

Slide 9 - Quizvraag

hatten (ihr)
2/18
A
hatte
B
hattetet
C
hattet
D
haste

Slide 10 - Quizvraag

waren (du)
3/18
A
warest
B
warst
C
wartest
D
warte

Slide 11 - Quizvraag

hatten (Omar)
4/18
A
hattet
B
hatt
C
hattest
D
hatte

Slide 12 - Quizvraag

waren (wir)
5/18
A
warten
B
waren
C
wartet
D
wart

Slide 13 - Quizvraag

hatten (ich)
6/18
A
hatte
B
hattete
C
hattest
D
hattetest

Slide 14 - Quizvraag

waren (die Autos)
7/18
A
warten
B
war
C
waren
D
wartet

Slide 15 - Quizvraag

hatten (Sie)
8/18
A
hatte
B
hatt
C
hattet
D
hatten

Slide 16 - Quizvraag

waren (meine Mutter)
9/18
A
ware
B
warte
C
war
D
wart

Slide 17 - Quizvraag

hatten (du)
10/18

Slide 18 - Open vraag

hatten (ich)
11/18

Slide 19 - Open vraag

waren (Maria)
12/18

Slide 20 - Open vraag

waren (ihr)
13/18

Slide 21 - Open vraag

hatten (wir)
14/18

Slide 22 - Open vraag

waren (Frau Müller)
15/18

Slide 23 - Open vraag

hatten (das Haus)
16/18

Slide 24 - Open vraag

waren (Sie)
17/18

Slide 25 - Open vraag

hatten (die Freundinnen)
18/18

Slide 26 - Open vraag

Samenvatting
uitzonderingen:  hatten & waren

haben:                                           sein:
ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
hatte
hattest
hatte

hatten
hattet
hatten
ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
war
warst
war

waren
wart
waren
uitleg

Slide 27 - Tekstslide

slotwoord

Slide 28 - Tekstslide