arbeidsmarkt

§ 1.5: De arbeidsmarkt
* Huiswerkcontrole *
Laptop open
Rekenmachine bij de hand
kladpapier en pen bij de hand.
ga naar lessonUp.app 
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

§ 1.5: De arbeidsmarkt
* Huiswerkcontrole *
Laptop open
Rekenmachine bij de hand
kladpapier en pen bij de hand.
ga naar lessonUp.app 

Slide 1 - Tekstslide

Leg uit dat een verlaging van belasting op arbeid in een open economie zoals de Nederlandse kan leiden tot extra werkgelegenheid.

Slide 2 - Open vraag

Op een krappe arbeidsmarkt is veel werkgelegenheid
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Voor wie is een krappe arbeidsmarkt voordelig?
A
Werkgever
B
Werkzoekende
C
Niemand
D
Belastingdienst

Slide 4 - Quizvraag

Bij een krappe arbeidsmarkt
A
is de vraag naar arbeid relatief groot tov het aanbod
B
is het aanbod van arbeid relatief groot tov de vraag

Slide 5 - Quizvraag

Bij een krappe arbeidsmarkt
A
dalen de lonen en daardoor zal inflatie afremmen
B
stijgen de lonen en daardoor ontstaat inflatie

Slide 6 - Quizvraag


Het loon is gestegen van €31750 naar €32500.
Er is een algemene prijsstijging van (inflatie) van 3,3%.

Hoe groot is de verandering in het reëel inkomen?
A
2,4%
B
3,3%
C
-5,7%
D
-0,9%

Slide 7 - Quizvraag

Eva's loon steeg met 1,8%. In hetzelfde jaar is er 0,4% deflatie.
Bereken hoeveel procent het reëel inkomen is veranderd
A
0,4%
B
1,4%
C
1,8%
D
2,2%

Slide 8 - Quizvraag

participatiegraad =
 (beroepsbevolking/ beroepsgeschikte bevolking) x 100%

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeelden
Wel beroepsgeschikte bevolking, niet beroepsbevolking

- Huismannen / - vrouwen
- Studenten
- Vervroegd met pensioen
- Arbeidsongeschikten

Slide 10 - Tekstslide

Welk begrip mis je in de formule?
participatiegraad = ? / beroepsgeschikte bevolking X 100%
A
Beroepsbevolking
B
Werkzame beroepsbevolking
C
Werkloze beroepsbevolking

Slide 11 - Quizvraag

Baby’s maken deel uit van de beroepsgeschikte bevolking.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Aanbod van arbeid is ......
A
de beroepsbevolking
B
de beroepsgeschikte bevolking

Slide 13 - Quizvraag

Welk getal geeft de 'beroepsgeschikte bevolking' weer?
A
3,8 miljoen
B
13,1 miljoen
C
9,3 miljoen
D
9,0 miljoen

Slide 14 - Quizvraag

Wie valt er niet onder de beroepsgeschikte bevolking
A
Een vader van 49
B
59 jarige gepensioeneerde
C
Een scholier (17jr) met een bijbaantje
D
Geen van bovenstaande

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een CAO?
A
Centrale Arbeidsovereenkomst
B
Collectieve Arbeidsonderneming
C
Centrale Arbeidsonderneming
D
Collectieve Arbeidsovereenkomst

Slide 16 - Quizvraag

Arbeidsovereenkomst
Individuele arbeidsovereenkomst.
Collectieve arbeidsovereenkomst
  • Vakbond en werkgever/werkgeversbond.
  • Bedrijfs-cao of een bedrijfstak-cao

Slide 17 - Tekstslide

CAO

  • Collectieve Arbeidsovereenkomst
  • Een overeenkomst tussen werkgevers en werknemers over arbeidsvoorwaarden. 
  • Alle bedrijven die onder een CAO vallen, moeten zich houden aan de regels van de CAO
  • Werkgevers vertegenwoordigd door werkgeversorganisaties
  • Werknemers vertegenwoordigd door vakbonden

Slide 18 - Tekstslide

Loonstijgingen
Prijscompensatie en initiele loonstijging

Slide 19 - Tekstslide

Loonsverhoging 
Loonsverhoging kan op verschillende manieren ontstaan
  • Prijscompensatie (inflatie)
  • Initiële loonstijging (arbeidsproductiviteit)
  • Incidentele loonstijging (Bonus)

Slide 20 - Tekstslide

Initiële loonstijging
Bovenop de prijscompensatie nog een algemene loonstijging. 

Bijvoorbeeld; inflatie is 2% en de werknemers krijgen 3% loonsverhoging. Initiële loonstijging is 1%

Deze geldt voor iedereen. 
Incidentele loonstijging: voor een individu

Slide 21 - Tekstslide

De initiële loonstijging is een vergoeding voor de inflatie
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Als lonen evenveel stijgen als de inflatie dan is er sprake van ...
A
Loon-prijsspiraal
B
Prijscompensatie
C
Deflatie
D
Reëel inkomen

Slide 23 - Quizvraag

Stel dat de inflatie in een land 2,2% is. En na CAO-onderhandelingen stijgen de lonen met 3%. Is er dan sprake van initiele loonstijging?
A
Ja, een stijging van 0,8%
B
Nee
C
ja, een daling van 0,8%

Slide 24 - Quizvraag

Conjuncturele werkloosheid

Slide 25 - Tekstslide

Conjuncturele werkloosheid

Slide 26 - Tekstslide

Structurele werkloosheid
Deze werkloosheid hangt samen met de manier waarop er geproduceerd wordt, dus de kwaliteit en kwantiteit van de productiefactoren (de economische structuur). 

Structuurwerkloosheid = totale beroepsbevolking - de werkenden bij volledige capaciteit

Slide 27 - Tekstslide

Seizoenswerkloosheid
werkloosheid die seizoensgebonden is. Hoort bij de structuur van de economie.

Slide 28 - Tekstslide

Frictie werkloosheid

~ Kortdurende werkloosheid omdat je even tijd nodig hebt om een nieuwe baan te vinden.

Slide 29 - Tekstslide

totale werkloosheid
structuurwerkloosheid
conjunctuurwerkloosheid
frictie
werkloos-
heid
seizoens-
werkloos-
heid

Slide 30 - Tekstslide

Hoe kan de overheid de conjuncturele werkloosheid oplossen volgens Keynes?

Slide 31 - Open vraag

Vrijemarkteconomen
Er is altijd evenwicht door het prijsmechanisme. Dus door vraag en aanbod. 

Werkloosheid wordt dus opgelost door:
loonkosten verlagen > kosten dalen >prijzen dalen> mensen kunnen meer kopen > productie stijgt> werkgelegenheid stijgt

Slide 32 - Tekstslide

Keynes
Werkloosheid is een probleem:
Loonkosten verhogen > de bestedingen zullen stijgen > de productie zal stijgen > de werkgelegenheid stijgt > minder werkloosheid. 

Volgens Keynes moet de overheid ingrijpen om een negatieve spiraal te doorbreken, dat kan op 2 manieren.
 

Slide 33 - Tekstslide

Keynes
De overheid grijpt in:
- via de belastingen
- via de overheidsbestedingen 

Slide 34 - Tekstslide

Leg uit op welke manier een recessie hardnekkiger kan worden door loonstarheid en ontslagbescherming.

Slide 35 - Open vraag

Aan het werk
Module 8, maak
H1, § 5: 1; 2; 3; 4; 5; 6; 9
H1, § 6: 2; 4; 6; 8 

Slide 36 - Tekstslide