Betoog HAVO

VLOG / BETOOG
HAVO 4


1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 36 slides, met tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

VLOG / BETOOG
HAVO 4


Slide 1 - Tekstslide

HET DOEL VAN DE LESSEN

  • Je leert hoe een goede tekst is opgebouwd;
  • Je leert wat een betoog is;
  • Je leert een goed bouwplan te maken;
  • Je kunt het geleerde toepassen en zelf een betoog schrijven;
  • Je kunt het betoog presenteren als vlog.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

ON: opdracht 8 p. 217
  1. Kies een actueel onderwerp dat je bezighoudt en waarover je zelf een heel duidelijke mening hebt. Kijk eventueel op een nieuwssite, in een opinietijdschrift of de krant voor inspiratie.
  2. Zorg ervoor dat je een duidelijk standpunt en goede argumenten hebt aan de hand van minimaal 5 betrouwbare bronnen die je zelf zoekt.Denk ook aan tegenargumenten en weerleg die. Probeer een originele invalshoek te vinden.
  3. Maak een documentatiemap [78].
  4. Schrijf aan de hand van je documentatiemap jouw betoog.
  5. Maak vervolgens aan de hand van jouw betoog een spreekplan [59] voor een vlog. 
  6. Laat de documentatiemap, het betoog en het spreekplan door een medeleerling beoordelen.

Slide 4 - Tekstslide

ON: opdracht 8 p. 217 (vervolg)
7. Gebruik je spreekplan als basis voor je vlog. Bereid de vlog voor en neem hem op. Probeer je standpunt zo overtuigend mogelijk naar voren te brengen. Je vlog moet leuk en interessant zijn om naar te kijken, anders haakt je publiek af.
8. Op welk niveau van de Rubrics Spreken en gesprekken (p. 443 t/m 448) wil je uitkomenbij de beoordeling van de structuur en de publieksgerichtheid van je vlog?
9. Maak een groepje van vier leerlingen en bekijk elkaars vlogs. Welke vlog is het meest overtuigend? En waarom? Vinden jullie dat allemaal of zijn de meningen verdeeld? Welke vlog is het leukst of het interessantst om naar te kijen? Is deze vlog ook overtuigend?



Slide 5 - Tekstslide

DE WERKWIJZE IN HET KORT (1)


  • Je kiest zelf een actueel onderwerp;
  • Je formuleert een stelling [63] bij je onderwerp;
  • Je zoekt vijf betrouwbare bronnen [77] op die bij je onderwerp passen;
  • Je verwerkt je bronnen [78] en stopt ze in je documentatiemap [78];
  • Aan de hand van de bronnen benoem je de argumenten [64];
  • Je maakt een bronnenlijst [47];
  • Je schrijft een bouwplan;
  • Aan de hand van het bouwplan, schrijf je het betoog.
  • Je maakt een spreekplan [59] voor je vlog;
  • Je krijgt feedback van een medeleerling op je betoog, spreekplan en documentatiemap;

Slide 6 - Tekstslide

DE WERKWIJZE IN HET KORT (2)
  • Je herschrijft (reviseert) het betoog en het spreekplan;
  • Je past je documentatiemap aan;
  • Je levert je documentatiemap in;
  • Je gaat oefenen voor je vlog;
  • Je neemt je vlog op;
  • Je vlog wordt beoordeeld door 3 medeleerlingen en door jezelf [Rubrics Spreken en gesprekken];
  • Je levert je vlog, de drie beoordelingsformulieren en je eigen beoordeling in.



Slide 7 - Tekstslide

ONDERWERPEN

Je kunt alvast na gaan denken over het onderwerp waarover je een betoog gaat schrijven. 

* Als je een onderwerp hebt gekozen, geef je dat door aan de docent;

* Ga bij het gekozen onderwerp minimaal 5 artikelen zoeken;

* Kijk ook eens in de krantenbank:

 https://academic.lexisnexis.nl/krantenbank/advancedsearch-form/

LET OP:

De docent spreekt met jullie af wanneer jullie het onderwerp moeten doorgeven +

wanneer jullie de artikelen moeten hebben ! 

Slide 8 - Tekstslide

Inleveren (1) 
Voordat jouw vlog opgenomen wordt, lever je in:
  • Documentatiemap
  • Bouwplan
  • Betoog
  • Herschreven betoog
  • Beoordeling documentatiemap
  • Beoordeling betoog
  • Spreekplan
  • Beoordeling spreekplan

Slide 9 - Tekstslide

Inleveren (2)
Nadat jouw vlog opgenomen is, lever je in:
  • Vlog
  • Beoordeling vlog

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

De documentatiemap (1)
  1. Een titelblad. Vermeld hierop behalve de naam van je onderwerp ook je naam, klas en de datum.
2. Een inhoudsopgave. Zorg voor een doorlopende nummering van de pagina’s. Zet achter ieder onderdeel het juiste paginanummer.
3. Een voorwoord met jouw motivatie:
• Waarom heb je dit onderwerp gekozen?
• Wat is de stelling en ben ke voor of tegen?
4. Een alfabetisch opgestelde bronnenlijst (APA) met alle geraadpleegde literatuur. Zie [47] voor de regels voor bronvermelding.

Slide 12 - Tekstslide

De documentatiemap (2)
  1. Kopieën van gebruikte artikelen of pagina’s van een boek. De documentatiemap bevat minimaal 5 bronnen. Wanneer je een audiovisuele bron gebruikt, maak je van de hoofdzaken daarvan een verslag. Dat verslag neem je op in je map.
6. Je verwerken de bronnen als volgt:
• Je onderstreept op kopieën de passages (voorbeelden, feiten, argumenten) die van belang zijn voor de argumentatie.
• Je geeft per bron een korte samenvatting van de relevante informatie.
7. Per bron: een korte beoordeling waarin je ingaat op de betrouwbaarheid [77] van de informatie en het nut ervan voor je onderwerp. 5.

Slide 13 - Tekstslide

Betrouwbare bronnen:

Voorbeelden:
  • de Volkskrant
  • Trouw
  • NRC Handelsblad
  • Elsevier
  • De Groene Amsterdammer
  • Google Scholar
  • Nederlands Dagblad
  • Het Parool

Slide 14 - Tekstslide

NU NOG WAT THEORIE...

Slide 15 - Tekstslide

THEORIE: TEKSTDOEL
  • Het tekstdoel van een betoog is dus overtuigen;
  • Je noemt argumenten die jouw mening verdedigen;
  • Je kan ook een tegenargument weerleggen;
  • De lezer neemt jouw mening over en is het eens met jouw stelling;

  • Je gaat een betoog schrijven waarin drie verschillende argumenten de lezer overtuigen van jouw stelling/mening/standpunt;

Slide 16 - Tekstslide

THEORIE:HOOFDGEDACHTE
  • Bepaal eerst de hoofdgedachte: Het belangrijkste wat je over het onderwerp wilt vertellen in één zin.
  • Precies...je stelling dus!
 
  • Enkele voorbeelden:

* Nederland moet veel meer vluchtelingen opnemen.
* We moeten veel meer vluchtelingen opnemen in ons land.

Slide 17 - Tekstslide

THEORIE: BOUWPLAN
  • De informatie voor het betoog wordt uit artikelen gehaald;
  • Je geeft 3 argumenten voor en 2 argumenten tegen die ook beide weerlegd worden;

  • Vervolgens wordt er een bouwplan ingevuld;
  • In het bouwplan 'bouw' je de basis van de tekst;
  • De informatie per alinea wordt beknopt opgeschreven;
  • Jullie krijgen van de docent een blanco bouwplan op papier.

Slide 18 - Tekstslide

THEORIE: BOUWPLAN
NOTEER EERST:

  • ... het onderwerp van de tekst;
  • ... het schrijfdoel: overtuigen;
  • ... het publiek: voor wie is de tekst bedoeld
  • ... de hoofdgedachte
  • ... de tekststructuur (argumentatiestructuur)

  • Daarna ga je het bouwplan per alinea invullen. De docent legt het uit aan de hand van de volgende voorbeelden:

Slide 19 - Tekstslide

Onderwerp:
Schrijfdoel:
Publiek: Hoofdgedachte:
Tekststructuur:

   
Onderwerp:                Publiek:                Tekststructuur:      Schrijfdoel:          Hoofdgedachte:
                
   Tekstdeel             AL.                                   Deelonderwerp                                    Uitwerking in steekwoorden
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
    INLEIDING             1of2     * Anekdote                                                                       Bla bla bla...
                                                 Stelling                                                          
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
                                   3           *Argument 1  (voor):                                                      Bla, bla, bla
                                                Ten eerste blijkt dat het een goed plan is
                                                 want bla, bla, bla       
                                    4         * Argument 2 (voor):
                                                 Vervolgens blijkt uit onderzoek dat...                              Bla bla bla
   MIDDENSTUK         5           * Argument 3 (voor)

                                    6           *Argument 1 (tegen met weerlegging)
                                                   Mevouw Van Dieren (Voorzitter van de vereniging van)                                    
                                                   vindt het niet goed, want bla, bla, bla, maar,                 Bla, bla, bla
                                     7          *Argument 2 (tegen met weerlegging)                         Bla, bla, bla
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
          SLOT                6                *cirkel rond/samenvatting/conclusie/ludieke afsluiter    Bla,bla,bla


Slide 20 - Tekstslide

HOE IS EEN GOEDE TEKST OOK ALWEER OPGEBOUWD?

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

OPBOUW BETOOG

Slide 23 - Tekstslide

THEORIE: INLEIDING [36]
INLEIDING: (bestaat uit 1, 2 of 3 alinea's)
A: aandacht van de lezer trekken; 

  • voorbeeld / anekdote;
  • geschiedenis;
  • actualiteit;

B: onderwerp introduceren;

  • het standpunt noteren.


Slide 24 - Tekstslide

THEORIE:VOORBEELD INLEIDING
Afscheid nemen van Zwarte Piet, ja of nee?

Anniek is zes jaar en zit in groep drie van de basisschool. Elk jaar in december wordt het Sinterklaasfeest gevierd op school en thuis. Anniek vindt het een geweldig feest. Ze zingt sinterklaasliedjes, mag haar schoen zetten en maakt mooie tekeningen voor Sinterklaas. Haar moeder geeft haar chocolademelk met speculaas en Anniek geniet ervan.
Sinterklaas komt al eeuwen met zijn Zwarte Pieten naar Nederland en vele kinderen vinden dat leuk. Toch zijn er elk jaar weer felle discussies of de traditie van Zwarte Piet, als knecht van de blanke Sinterklaas, zou moeten worden afgeschaft. Het is inmiddels niet alleen meer een nationale, maar zelfs een internationale discussie geworden. Nederland moet de traditie van Zwarte Piet behouden.

Slide 25 - Tekstslide

THEORIE: MIDDENSTUK [37]
  • In het middenstuk ga je de deelonderwerpen bespreken;
  • Het middenstuk bestaat uit 5 alinea's: 3 argumenten voor en 2 argumenten tegen + weerlegging;
  • Let op: je gaat de lezer overtuigen van het standpunt;

  • ALINEA'S
  • Per alinea bespreek je één deelonderwerp: het argument waarmee je het standpunt krachtiger maakt;
  • Een alinea heeft een kernzin (het argument);
  • Geef uitleg/toelichting bij deze kernzin.
  • Denk aan de signaalwoorden [32 t/m 34]

Slide 26 - Tekstslide

THEORIE: MIDDENSTUK
ARGUMENTEN

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

THEORIE (VOORBEELD)
  • HOOFDGEDACHTE: De snelwegverlichting moet 's nachts uit.
  • ARGUMENTEN MIDDENSTUK:
  • Argument 1 voor Mevrouw Vlug (Staatsbosbeheer) -> Dit is een goed idee want, het gaat hier om het verlies van duisternis in natuurgebieden .....,
  • Dit argument gaan jullie in de alinea vervolgens verder uitwerken;

  • Argument 3 tegen + weerlegging Dhr. Lichtjes (voorzitter van de VVN) -> Uit onderzoek is gebleken dat weggebruikers zich veiliger voelen als de wegen verlicht zijn........maar,......
  • Ook dit argument verder uitwerken.

Slide 29 - Tekstslide

LET OP! In een alinea schrijf je de zinnen achter elkaar door!

:-(

Klimaatverandering is een van de grootste bedreigingen voor de natuur.

IJskappen smelten en woestijnen rukken op.

Het zeeniveau is de afgelopen honderd jaar vijfentwintig centimeter gestegen.

In sommige gebieden hebben planten en dieren niet genoeg tijd zich aan te passen.

_________________________________________________________________________

:-)

Klimaatverandering is een van de grootste bedreigingen voor de natuur. IJskappen smelten en woestijnen rukken op. Het zeeniveau is de afgelopen honderd jaar vijfentwintig centimeter gestegen.  In sommige gebieden hebben planten en dieren niet genoeg tijd zich aan te passen.


Slide 30 - Tekstslide

ALINEA'S VERBINDEn [32 t/m 34]
  • Zorg ervoor dat je de alinea's met signaalwoorden/verwijswoorden aan elkaar verbindt. Dit is erg belangrijk, want op die manier wordt de tekst een logisch geheel.

Middenstuk: 

  • Alinea 3: Allereerst blijkt uit onderzoek dat ...
  • Alinea 4: Ten tweede is aangetoond door....dat...
  • Alinea 3: Jos Bos van de Plastic Soup Foundation is het hier helemaal niet mee eens...

     maar hij...

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

THEORIE (HET SLOT)
  • Het slot bestaat uit 1 alinea
  • De hoofdgedachte komt natuurlijk terug in het slot, dit mag ook in andere woorden;
  • Geef een conclusie;

  • TIPS :-)

  • Maak de cirkel 'rond'. Dat wil zeggen dat je in het slot terugkomt op wat je in de inleiding hebt verteld;
  • Houd het slot kort (ongeveer 5 à 10 zinnen);
  • Probeer de tekst af te sluiten met een krachtige zin;

  • NIET DOEN :-(

  • Een nieuw deelonderwerp introduceren;
  • Zet geen EINDE onder je tekst.

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Beoordeling

Slide 35 - Tekstslide

Feedback geven op het betoog  

Heeft de tekst een titel? 

INLEIDING 
  1. Duidelijke inleiding: bv. anekdote, actualiteit?
  2. Inleiding sluit af met stelling (mening/standpunt)

MIDDENSTUK: GEEF DE VOLGENDE FEEDBACK PER ALINEA:
  1. Begint de alinea met een argument voor?
  2. Is de rest uitleg/toelichting bij het argument?
  3. Wordt er niet over een ander deelonderwerp geschreven?
  4. Wordt de mening duidelijk weergegeven?
  5. Zijn de zinnen in de alinea achter elkaar doorgeschreven?
  6. Zijn de alinea's met elkaar verbonden met bv. signaal- of verwijswoorden?

SLOT  

  1. Wordt er een duidelijke conclusie gegeven?  
  2. Wordt er geen nieuw deelonderwerp beschreven?
  3. Wordt het betoog afgesloten met een goede afsluitende zin?  

TAAL EN VERZORGING

  1. Zijn alle zinnen duidelijk? Zijn er zinnen die niet goed lopen? Onderstreep ze!  
  2.  Markeer de spellingfouten (geel maken) Let ook op werkwoorden, hoofdletters, punten etc. 
  3.  Worden er verkeerde woorden gebruikt in de tekst? Geef aan welke woorden niet goed of niet duidelijk zijn. 
  4.  Ziet de tekst er netjes en overzichtelijk uit?  







 

Slide 36 - Tekstslide