In deze les zitten 52 slides, met tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
hetklokhuis.nl
Slide 1 - Link
spullen per tweetal
zet klaar op een krantenvel:
potje water
schoteltje
potje inkt
doos ecoline
Slide 2 - Tekstslide
gebruik je fantasie
Slide 3 - Tekstslide
Van vlek tot monster
Slide 4 - Tekstslide
Van vlek tot engel
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Noteer wat het eerste in je opkomt
met pen op je blaadje
Slide 7 - Tekstslide
een voorwerp
Slide 8 - Tekstslide
een groente
Slide 9 - Tekstslide
een dier
Slide 10 - Tekstslide
Tekenen
Combineer de drie opgeschreven woorden tot een fantasiewezen.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
www.neoenco.nl
Slide 13 - Link
Slide 14 - Video
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
hetklokhuis.nl
Slide 18 - Link
groepsopdracht
Jij en je tafelgenoten
Slide 19 - Tekstslide
leporello
harmonicaboekje door jullie tekeningen aan elkaar te plakken
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
www.moniqueromeijn.nl
Slide 22 - Link
Brainstormen
Neem de opdracht op het werkblad door
Brainstorm met je groep over jullie aanpak
Noteer jullie ideeen en verdeling op je schetsvel
Maak een mindmap voor jouw wezen in woord en beeld (schetsjes)
Slide 23 - Tekstslide
Huiswerkopdracht
Verzamel afbeeldingen van zowel bestaande dieren, voorwerpen, planten als fantasiewezens als voorbeeld en inspiratie. Maak hier een moodboard van (collage) en neem die mee naar de volgende les.
Slide 24 - Tekstslide
fantasiewezen
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Van de Nederlandse kunstenaar
Redmer Hoekstra
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Schetsen(opdr. C)
Ontwerp meerdere samengestelde fantasiewezens. Je kunt daarvoor verschillende combinaties maken zoals:
een samenstelling van meerdere dieren
een samenstelling van voorwerpen en dieren
of samenstelling van mens, dier en voorwerp
Slide 29 - Tekstslide
Tips bij schetsen
Je eerste idee is nooit het origineelste
teken minimaal 2 verschillende fantasiewezens
gebruik je moodboard en mindmap
start met basisvormen
wees experimenteel
Slide 30 - Tekstslide
Schetsen is dun tekenen en zoeken naar de juiste vormen, verhouding, en plaatsing
Je begint met basisvormen of omtrekvormen die je stap voor stap preciezer uitwerkt
Slide 31 - Tekstslide
Zorg dat je dieren goed aansluiten als je ze combineert
Bijvoorbeeld als ze lange en korte poten hebben.
Slide 32 - Tekstslide
fantasiewezen
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
fantasiewezen in omgeving
plaats je beste fantasiewezen in een omgeving
zorg met je groep dat de tekeningen aansluiten
dat kan verticaal of horizontaal
als jullie schetsen klaar zijn vraag je toestemming
om aan het eindwerkstuk te beginnen
Laatste schetsopdracht
Slide 36 - Tekstslide
groepsopdr. klas 2
Slide 37 - Tekstslide
Slide 38 - Tekstslide
fantasiewezen
Slide 39 - Tekstslide
Fantasiewezen
Lees de opdracht op het werkblad (achterzijde) helemaal
Start met het eindwerkstuk volgens stap 1 t/m 4
Je schets neem je als uitgangspunt
Teken dun met HB potlood
Slide 40 - Tekstslide
Textuur en structuur
Werkwijze stap 5-6
Als het wezen en omgeving in potlood zijn getekend kun je beginnen met de invulling van texturen en structuren.
Werk je met inkt, wees dan voorzichtig en geconcentreerd (fouten laten zich moeilijk herstellen)
Slide 41 - Tekstslide
grijstonen
Breng variatie aan in de grijstonen. Gebruik dit ook om het dier ruimtelijk over te laten komen = plasticiteit
Slide 42 - Tekstslide
Omgeving
Werkwijze stap 7 en 8
Werk de omgeving van je dier uit in kleur
Dit kan met waterverf, ecoline, krijt, kleurpotlood of gewassen inkt (inkt verdund met water)
Slide 43 - Tekstslide
Slide 44 - Tekstslide
Slide 45 - Tekstslide
Slide 46 - Tekstslide
nog 2 lessen nog 2 lessen nog 2 lessen nog 2 lessen nog 2 lessen nog 2 lessen nog 2 le
Slide 47 - Tekstslide
klaar
Plak de tekeningen aan elkaar en schrijf je naam achterop jouw tekening
Vul de evaluatie in (achterzijde werkblad)
Extra:
Maak een landkaart van jullie fantasiewereld.
of
Maak een beschrijving van jouw fantasiewezen;
wat zijn kenmerken, wat eet hij, waar leeft zij? Geef dit mooi vorm