3V compounds + gerunds and to+infinitive

Compounds, gerunds and to+infinitive


Grammar 1 and 2 in year 3!
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Compounds, gerunds and to+infinitive


Grammar 1 and 2 in year 3!

Slide 1 - Tekstslide

Explanation video



https://www.youtube.com/watch?v=1VaoDZpzWTw

Slide 2 - Tekstslide

Compounds  
Some en any zijn quantifiers, maar no en every ook.

Compounds zijn quantifiers in combinatie met -thing  (dingen), -body / one (mensen) en -where (plaatsen)

Something, anything, nothing, everything.

Slide 3 - Tekstslide

Compounds
No = niks, niemand, nergens
Every = alles, iedereen, overal
Any = wat dan ook, wie dan ook, waar dan ook
Some = iets, iemand, ergens

NOTE! no + one zijn twee woorden! --> No one

Slide 4 - Tekstslide

Gerunds
Een werkwoord dat wordt gebruikt als zelfstandig naamwoord en eindigt op -ing is een gerund.

Een werkwoord wat helemaal aan het begin van een zin staat is dus altijd een gerund:
Singing gives me great pleasure.
Reading a book calms me down.

Slide 5 - Tekstslide

Gerunds
De gerund komt meestal na werkwoorden als (dis)like, love, hate, miss en avoid.
 
I love going to parties. / I dislike travelling to Mexico. --> zn
Ik hou van het gaan naar feestjes.
I would like to come to the party. --> ww

Slide 6 - Tekstslide

To + infinitive
To + infinitive kan neergezet worden na het lijdend voorwerp van de zin.

I asked him to read a book.
We invited a friend to come along with us.
Please remind your brother to wash the dishes.

Slide 7 - Tekstslide

To + infinitive
Achter sommige werkwoorden kan to + infinitive komen te staan. Voorbeelden zijn to hope, to ask, to refuse, to expect.

I hope to become a famous football player.
He was expected to pay for the bad painting job.
Restaurants refuse to give people plastic straws.

Slide 8 - Tekstslide

To + infinitive
To + infinitive kan ook neergezet worden na een aantal bijvoeglijke naamwoorden die je gebruikt om je mening te uiten.

It is not easy to do three things at once.
It is wonderful to have many great friends.
He is happy to help you.

Slide 9 - Tekstslide

It was a lovely day so we decided _____ swimming
A
going
B
to go

Slide 10 - Quizvraag

We're hoping ______ some theatre tickets if they are not expensive.
A
getting
B
to get

Slide 11 - Quizvraag

She avoided _______ him about her plans.
A
telling
B
to tell

Slide 12 - Quizvraag

Do you mind ______ me a hand?
A
giving
B
to give

Slide 13 - Quizvraag