Jaar 1 - 20/09
1 / 18
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
ik
hij
jij
zij
u
yo
tú
él
ella
usted
Slide 3 - Sleepvraag
zij
u (mv)
jullie
wij
nosotros - nosotras
vosotros - vosotras
ellos - ellas
ustedes
Slide 4 - Sleepvraag
¿Qué significa 'ser'?
Wat betekent 'ser'?
Wat betekent 'ser'?
A
is
B
zijn
C
heeft
D
hebben
Slide 5 - Quizvraag
Nosotros (ser)
A
somos
B
sois
C
soy
D
son
Slide 6 - Quizvraag
Vosotros (ser)
A
somos
B
sois
C
soy
D
es
Slide 7 - Quizvraag
Yo (ser)
A
soy
B
eres
C
es
D
sois
Slide 8 - Quizvraag
Tú (ser)
A
es
B
eres
C
sois
D
soy
Slide 9 - Quizvraag
el / ella (ser)
A
sois
B
es
C
sois
D
son
Slide 10 - Quizvraag
Ellos (ser)
A
somos
B
eres
C
es
D
son
Slide 11 - Quizvraag
Vul de juiste vorm van het werkwoord ser (zijn)
¿Quién _____ ella?
¿Quién _____ ella?
Slide 12 - Open vraag
Vul de juiste vorm van het werkwoord ser (zijn)
Yo _____ holandés.
Yo _____ holandés.
Slide 13 - Open vraag
Vul de juiste vorm van het werkwoord ser (zijn)
Ellas _____ españolas.
Ellas _____ españolas.
Slide 14 - Open vraag
Vul de juiste vorm van het werkwoord ser (zijn)
Tú _____ grande.
Tú _____ grande.
Slide 15 - Open vraag
Slide 16 - Link
Vul de juiste vorm van het werkwoord ser (zijn)
Vosotros _____ amigos.
Vosotros _____ amigos.
