TT schrijfvaardigheid

SO schrijven
Je hoeft in principe niets voor te bereiden, 
oefenen in de les. 
Combinatie van schrijfopdrachten die je al hebt gedaan.
Bij de toets mag je je basiswoordenlijst gebruiken
 en aantal grammatica-overzichten die je op de toets van ons krijgt (een uitgebreide trich-ô-thèque). 

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

SO schrijven
Je hoeft in principe niets voor te bereiden, 
oefenen in de les. 
Combinatie van schrijfopdrachten die je al hebt gedaan.
Bij de toets mag je je basiswoordenlijst gebruiken
 en aantal grammatica-overzichten die je op de toets van ons krijgt (een uitgebreide trich-ô-thèque). 

Slide 1 - Tekstslide

Fiche d'identité
Prénom: ____________________________
âge:          ____________________________
ville et pays: ________________________
sport préféré: _______________________
matière préférée: ___________________
fort en: ______________________________
je n'aime pas: _______________________
pourquoi? __________________________
je choisirai: _________________________
Les langues que je parle: ____________________________
Les langues que je voudrais apprendre: ___________________________________
Vul in over jezelf
timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Beantwoord de volgende vragen

Parle un peu de ta famillie (2-3 phrases) 
Qu’est-ce que tu fais dans ton temps libre ?
Quelles matières tu aimes à l’école ? Pourquoi ?
Quelles matières tu vas faire l’année prochaine ? LET OP -futur (proche)
Vertel iets over hoe je weekend was / leukste vakantie (passé composé
Stel een vraag aan een leeftijdsgenoot / tonen interesse

Slide 3 - Tekstslide

la lettre informelle



1. Je m'appelle ....../ je suis.......
2. J'ai quatorze/quinze/seize ans. GEBRUIK AVOIR bij leeftijd!!
3.Je suis en troisième = derde klas
4. j'habite à Delft : plaatsnamen krijgen à als voorzetsel !!!!
5. Mes passe-temps préférés sont le foot/le sport/le basket/ l'équitation/ la natation/ le tennis/le hockey



Slide 4 - Tekstslide

Vraag stellen aan iemand
Qu'est-ce que tu fais pendant tes loisirs?

Tu as un animal domestique?


Slide 5 - Tekstslide

Afsluitingen

Envoie-moi vite un e-mail / une réponse et une photo.
J'aimerais bien te rencontrer un jour.
À bientôt !
[ton nom]

Slide 6 - Tekstslide

Ik houd van voetballen in het weekend.
A
J'aime faire du foot le week-end.
B
J'aime faire du foot dans le week-end.
C
J'aime jouer du foot le week-end.
D
J'aime joue au foot le week-end.

Slide 7 - Quizvraag

Ik ben dol op Frans
A
J'adore le Français.
B
J'adore le français.
C
J'adore du français.
D
J'adore du Français.

Slide 8 - Quizvraag

Vertaal:
Ik wil graag mijn Frans verbeteren.

Slide 9 - Open vraag

Vertaal: ik heb zin in deze uitwisseling
(échange is m)
A
J'avoir envie de ce échange
B
J'avoir envie de cet échange
C
J'ai envie de cet échange
D
J'ai envie de cette échange

Slide 10 - Quizvraag

ik zal gaan (aller - futur proche)

Slide 11 - Open vraag

nous avons été
A
wij zijn geweest
B
wij hebben gehad
C
wij hebben zomer
D
wij hebben gegeten

Slide 12 - Quizvraag

Bisous
A
kusjes
B
liefs

Slide 13 - Quizvraag

Je t'embrasse
A
kusjes
B
liefs

Slide 14 - Quizvraag

Amitiés
A
groetjes
B
liefs
C
kusjes

Slide 15 - Quizvraag

Zet de brief in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
6
Cher Yassin,
Merci de ton e-mail.

Je veux bien aller au cinéma avec toi. J’ai entendu que le nouveau film de Marvel est vraiment superbe.
J’ai hâte de recevoir ta réponse.
À plus,
Ben

Slide 16 - Sleepvraag

La lettre informelle

Cher Yassin,

Merci de ton e-mail.
Je veux bien aller au cinéma avec toi. J’ai entendu que le nouveau film de Marvel est vraiment superbe. 
J’ai hâte de recevoir ta réponse.
À plus,

Ben



Slide 17 - Tekstslide

Phrases
Zinnen om te praten over jouw vakantie. 
Mes vacances étaient terribles / bien / superbes.
Mijn vakantie was afschuwelijk / leuk / geweldig.
Je suis allé(e) à (Paris).
Je suis allé(e) en (France) / au (Maroc) / aux (États-Unis).
Ik ben naar (Parijs) geweest.
Ik ben naar (Frankrijk)/(Marokko)/(Amerika) geweest.
J'ai fait ...
Ik heb ... gedaan.
Il a fait mauvais / bon / (super) beau.
Het was slecht / goed / (super) mooi weer.

Slide 18 - Tekstslide

Écrire
Écris une lettre informelle à un(e) ami(e).
Fais une lettre de 80 mots.


  • Décrire tes vacances

  • Of maak 1 van de 2 werkbladen.

Voorbeeld : Je bent een week op skivakantie geweest in de Alpen. Je vertelt aan jouw vriend(in) wat je daar gedaan hebt en hoe het was.

Slide 19 - Tekstslide