§ 2.7 Nederland & Duitsland: Inrichting van steden

§ 2.7 Inrichting van steden
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

§ 2.7 Inrichting van steden

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Uitleg paragraaf 2.7
Quiz
Opdrachtje
Praktische opdracht

Slide 2 - Tekstslide

Lezen paragraaf 2.7
Voorzieningen

Slide 3 - Tekstslide

In Amsterdam wonen veel mensen dicht bij elkaar en daardoor zijn er veel voorzieningen. Die kunnen alleen bestaan als er voldoende mensen gebruik van maken. Dat is de drempelwaarde. Voorzieningen die je dagelijks nodig hebt, zoals de bakker, wil je graag dichtbij hebben. Voor voorzieningen waar je af en toe heen gaat, zoals een poppodium, wil je verder reizen. 

Slide 4 - Tekstslide

Voorzieningen

Slide 5 - Tekstslide

Hoge drempelwaarde
Lage drempelwaarde

Slide 6 - Tekstslide

Een bakker heeft een lage drempelwaarde.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Drempelwaarde is...
A
De hoogte van een drempel
B
Minimaal aantal klanten dat nodig is om een zaak draaiend te houden
C
De afstand die klanten afleggen
D
Afname van het aantal jonge mensen in de bevolking

Slide 8 - Quizvraag

Wat bedoelen we met drempelwaarde?
A
Vaste klanten
B
Klanten uit een stad
C
Klanten, onafhankelijk van context
D
Klanten uit de omgeving

Slide 9 - Quizvraag

Voorzieningen zijn..
A
Diensten waar mensen gebruik van maken
B
De grenzen van steden, zoals een stadspoort
C
Een uitkijktoren op de grens van steden
D
Mensen die de stad besturen, zoals burgemeesters

Slide 10 - Quizvraag

Er zijn veel voorzieningen
A
Stedelijk gebied
B
Landelijk gebied

Slide 11 - Quizvraag

De afstand die je wilt afleggen voor een voorziening noem je de reikwijdte. Het gebied waar de klanten vandaan komen die gebruik maken van een voorziening is het verzorgingsgebied. Je begrijpt dat het verzorgingsgebied van de bakker kleiner is dan dat van het poppodium

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

reikwijdte
Voorzieningen verdwijnen ook uit een dorp door te toegenomen reikwijdte
Reikwijdte = de maximale afstand die mensen willen afleggen om van een voorziening gebruik te maken
reden: autobezit, verbeterd openbaar vervoer etc.

Slide 14 - Tekstslide

Ruimtelijke ordening/bestemmingsplan

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link

Opdrachtje
Welke kleuren vind je in jouw buurt?
Wat betekenen die kleuren?

Slide 17 - Tekstslide

Lezen paragraaf 2.7
Inrichting van gebieden

Slide 18 - Tekstslide

Inrichting van gebieden
De overheid bepaalt in Nederland hoe gebieden worden ingericht. Dat noemen we ruimtelijke ordening. Door de populariteit van de stad Amsterdam zijn er steeds meer woningen nodig. Zo werd bepaald dat op het Java-eiland, waar vroeger zeeschepen aankwamen, woningen gebouwd zouden worden. Dit idee is later uitgewerkt in een bestemmingsplan. Als zo’n plan opgesteld is, mogen mensen reageren en ideeën aandragen (inspraak). Ten slotte is het plan definitief en wordt het uitgevoerd.

Slide 19 - Tekstslide

Ruimtelijke ordening
In een klein land als Nederland kan je niet zomaar ergens bouwen.

Voor elk gebied zijn plannen gemaakt. Dat heet ruimtelijke ordening.

Slide 20 - Tekstslide

Ruimtelijke ordening
Het plannen en inrichten van wat we precies gaan doen met een gebied. 


Slide 21 - Tekstslide

Bestemmingsplan
Als zo’n plan opgesteld is, mogen mensen reageren en ideeën aandragen (inspraak). Ten slotte is het plan definitief en wordt het uitgevoerd.


Slide 22 - Tekstslide

Waarom is Ruimtelijk ordening zo belangrijk in NL?
A
Nederland heeft niet zoveel geld dus moet goed opletten
B
In Nederland is al alles volgebouwd
C
Nederland is klein en heeft weinig ruimte

Slide 23 - Quizvraag

Met welk onderdeel ligt er al vast waar wat op welke grond plaats mag vinden?
A
Ruimtegebruik
B
Ruimtelijke ordening
C
Bestemmingsplan
D
Inspraak

Slide 24 - Quizvraag

Wat is een bestemmingsplan?
A
plan voor de ruimtelijke ordening
B
plan voor demonstraties
C
toekomstvisie van de provincie
D
recycle plan binnen de gemeente

Slide 25 - Quizvraag

 Mobiliteit is de verplaatsing van mensen en goederen
Infrastructuur zorgt voor toename van mobiliteit
Mobiliteit
Beweeglijk = mobiliteit 

Slide 26 - Tekstslide

Forensisme → Congestie → afname bereikbaarheid

Slide 27 - Tekstslide

Goeie infrastructuur

Mobiliteit= Verplaatsen van mensen en goederen
Forensisme= Op en neer reizen tussen wonen en werken
Congestie= File/ opstopping van de infrastructuur

Afname bereikbaarheid

Slide 28 - Tekstslide

Hoe kan goed infrastructuur dus alsnog leiden tot slechte bereikbaarheid?

Slide 29 - Tekstslide

Na de hereniging in 1990 trokken veel mensen uit Oost-Duitsland en ook uit Leipzig weg. Het gevolg was krimp, waardoor voorzieningen verdwenen omdat de drempelwaarde niet meer werd bereikt. De leefbaarheid ging daardoor achteruit. In Leipzig is er, net als in andere steden in Duitsland, hard gewerkt om de stad weer aantrekkelijk te maken. Zo wilde men mensen naar de stad lokken om de leefbaarheid op peil te houden. Hoe deed men dit?


Slide 30 - Tekstslide