gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden

Welke zin is geen correct Nederlands?
A
Lianne bemoeit zich altijd met de ruzies van anderen.
B
Lianne bemoeit haar zus altijd met de ruzies van anderen.
C
Kleedt meneer Haaksma zich extra netjes aan op zondagmorgen?
D
Kleedt meneer Haaksma zijn kinderen extra netjes aan op zondagmorgen?
1 / 12
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welke zin is geen correct Nederlands?
A
Lianne bemoeit zich altijd met de ruzies van anderen.
B
Lianne bemoeit haar zus altijd met de ruzies van anderen.
C
Kleedt meneer Haaksma zich extra netjes aan op zondagmorgen?
D
Kleedt meneer Haaksma zijn kinderen extra netjes aan op zondagmorgen?

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden
Je kan/weet

het werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp vinden in zinnen met wederkerende werkwoorden.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden
1: Ik schaam me.
2: Hij ergert zich.
3: Zij wast zich.
4: Je bezeert je.
5: Ik bemoei me met jouw zaken.
6: Zij vragen zich af wat jij hier doet.
7: Wij spannen ons erg in.
8: Zij vergist zich nooit.
9: Hij heeft zich gestoten.
10: Ik heb me verbrand.
Wat valt op?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammatica zinsdelen
Er zijn twee soorten wederkerende werkwoorden.

Verplicht wederkerend werkwoord
Hoort bij een wederkerend voornaamwoord (me, je, zich, ons)
Het wederkerend vnw hoort hier bij het WG: vergiste zich, realiseer me, bemoeit zich  
Gaat om iets wat je alleen zélf kunt doen.

Toevallig wederkerend werkwoord
Hoort niet altijd bij een wederkerend vnw, het is iets wat je ook voor een ander kunt doen. 
Het wederkerend vnw hoort hier bij het LV: heb jij je vermaakt?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verplicht wederkerend werkwoord
Ik vergis me wel eens.

Je kunt een ander niet vergissen, alleen jezelf. Daarom noem je dit een verplicht wederkerend werkwoord. 
Bij het werkwoord hoort een wederkerend voornaamwoord (me).
Dit hoort bij het wg: vergis me

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toevallig wederkerend werkwoord
Heb jij je gisteravond vermaakt op Leanders feestje?

Je kunt jezelf vermaken, maar ook een ander.
Daarom noem je dit een toevallig wederkerend werkwoord. 
Bij het werkwoord hoort een wederkerend voornaamwoord (je).
Dit hoort bij het LV: je 
(WG = heb vermaakt)

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toevallig wederkerend werkwoord
Bij toevallig wederkerend werkwoorden 
hoort niet altijd een voornaamwoord.

Voor een wederkerend voornaamwoord kun je
een ander persoon invullen of 'zelf' eraan vastplakken:
Heb jij je(zelf) vermaakt. Zij hebben zich(zelf) misdragen.
Het wederkerend werkwoord, hoort bij het lv: je / zich

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hij verdedigt zich met zijn vuisten!
Wat is het WG?
TIP!
Bij verplichte wederkerende werkwoorden hoort het wederkerend voornaamwoord bij het WG
Bij toevallig wederkerende werkwoorden niet.
A
verdedigt
B
verdedigt zich

Slide 8 - Quizvraag

Hij verdedigt zichzelf met zijn vuisten.

WG = verdedigt
LV = zich
Gedroeg jij je verdacht volgens de politieagent?
Wat is het WG?
A
gedroeg
B
gedroeg je

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kortom...
  1. Kijk of je een ander persoon of "zelf" toe kan voegen aan het wederkerend vnw.
  2. Ja? Heb je te maken met een toevallig wederkerend werkwoord dan lv.
  3. Nee? dan een verplicht wederkerend werkwoord dan wg

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Benoem: pv, ow, wg/ng, lv, mv en bwb
Uw ergernis over mijn uitspraken had ik me tot nu toe niet gerealiseerd.

pv =
ow =
wg/ng =
lv = 
mv =
bwb=

Slide 11 - Tekstslide

pv = had
ow = ik
wg = had me gerealiseerd (verplicht)
lv = uw ergernis over mijn uitspraken
mv = X
bwb = tot nu toe, niet

Aan de slag 
Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden

Maak de opdrachten op de uitgedeelde papieren

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies