Praktische Economie mod.1 H3. par. 3 waardes van geld en par. 4. Geldschepping

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Het bedrag dat op een bankbiljet staat is de ....
A
Intrinsieke waarde
B
Nominale waarde
C
Interne waarde
D
Externe waarde

Slide 3 - Quizvraag

In Denemarken kost een oubliehoorn ijs wel €3,50.
Dit is de .....
A
Intrinsieke waarde
B
Extrinsieke waarde
C
Reële waarde
D
Externe waarde

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

I. Bij inflatie wordt je geld meer waard
II. Inflatie is hetzelfde als de reële waarde
A
Beide stellingen zijn juist
B
Stelling I is juist, stelling II is onjuist
C
Stelling I is onjuist, stelling II is juist
D
Beide stellingen zijn onjuist.

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

I. Het spaargeld van Joshua behoort tot de maatschappelijke geldhoeveelheid.
II. Om de economie te stimuleren kan de ECB de maatschappelijke geldhoeveelheid vergroten..
A
Beide stellingen zijn juist
B
Stelling I is juist, stelling II is onjuist
C
Stelling I is onjuist, stelling II is juist
D
Beide stellingen zijn onjuist.

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

I. De ECB kan op dit moment nauwelijks monetair beleid voeren om de economie te stimuleren.
II. Er dreigt inflatie. De ECB zou de rente moeten verhogen!
A
Beide stellingen zijn juist.
B
Stelling I is juist. Stelling II is onjuist.
C
Stelling I is onjuist. Stelling II is juist.
D
Beide stellingen zijn onjuist.

Slide 22 - Quizvraag