Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
aiToolsTab
Beta
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Taalblok 4: tekstverbanden en signaalwoorden
Taalblok 4
Tekstverbanden en signaalwoorden
1 / 24
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
In deze les zitten
24 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Taalblok 4
Tekstverbanden en signaalwoorden
Slide 1 - Tekstslide
Welke tekstdoelen waren er ook alweer?
Slide 2 - Open vraag
Tekstverbanden
Slide 3 - Tekstslide
Tekstverbanden?
- Zinnen staan in een tekst altijd met elkaar in
verband
.(Stevigheid!)
- Deze
verbanden
kan je meestal herkennen aan
signaalwoorden
.
-
Signaalwoorden
helpen je bij het begrijpen van een tekst.
Slide 4 - Tekstslide
Het opsommend verband
In
een opsomming
noemt de zender de delen op.
De volgorde van die delen is niet van belang!
Signaalwoorden:
eerst, en, ook, verder, nadien, vervolgens, daarnaast, ten slotte ...
Slide 5 - Tekstslide
Hoe kan je een opsomming herkennen?
A
Door signaalwoorden te herkennen zoals 'ook', 'tevens', 'verder'.
B
Door te letten op de letterlijke betekenis van de tekst.
C
Door te letten op de mening van de schrijver.
D
Door te letten op de emoties van de hoofdpersoon.
Slide 6 - Quizvraag
Waar zie je een opsommend verband?
A
Witte bonen in tomatensaus lust ik niet.
B
Op zaterdag heb ik een voetbalwedstrijd en op zondag ga ik naar de stad met vrienden.
C
Ik woon in een groot huis.
D
Ik heb een hond, een kat en drie vogels als huisdier.
Slide 7 - Quizvraag
Het chronologisch verband
Gebeurtenissen
in een volgorde
plaatsen waarin ze plaats vinden is een chronologisch verband.
Deze volgorde staat vast!
Signaalwoorden:
eerst, vervolgens, uiteindelijk, vroeger, nu, later, dan, ten slotte, in 1989, daarna, ...
Slide 8 - Tekstslide
Het beschrijvend verband
Er wordt een antwoord gegeven op de topische vragen (wie, wat, waar, wanneer, waarom, hoe ...) van een onderwerp.
Signaalwoorden:
geen typische signaalwoorden.
Slide 9 - Tekstslide
Het vergelijkend verband
Met een vergelijkend verband vergelijkt de schrijver twee of meer zaken. De tekst behandelt gelijkenissen en verschillen.
Signaalwoorden:
hoewel, in tegenstelling tot, maar, echter, daarentegen, terwijl, integendeel, in vergelijking met, ...
Slide 10 - Tekstslide
Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden 'maar', 'toch' en 'echter'?
A
Opsommend
B
Vergelijkend
C
Chronologisch
D
Beschrijvend
Slide 11 - Quizvraag
Waar zie je een vergelijking?
A
Ik wil net als mijn vader later piloot worden!
B
Morgen ben ik jarig en ga ik zwemmen . Daarna gaan we frietjes eten.
C
Ik heb geen zin in het weekend, want ik moet huiswerk maken.
D
Ik ben eet vegetarisch, omdat ik een dierenvriend ben.
Slide 12 - Quizvraag
Het oorzaak en gevolg verband
Met het verband oorzaak en gevolg wil de schrijver de oorzaken en/of gevolgen van iets weergeven.
Signaalwoorden:
daarom, daardoor, omdat, want, met als resultaat, dus, zodat, als gevolg hiervan, hangt samen met, ...
Slide 13 - Tekstslide
Wat is een voorbeeld van oorzaak en gevolg ?
A
De kat sprong uit het raam, waarna hij op vier poten landde en meteen wegrende.
B
In het weekend maak ik nooit huiswerk. Ik doe dan alleen leuke dingen, zoals afspreken met vrienden, gamen en boeken lezen.
C
Vroeger hield ik niet van spruitjes, maar intussen ben ik er dol op.
D
Doordat het regende, werd de straat glad.
Slide 14 - Quizvraag
Welk tekstverband wordt gebruikt in een tekst die verschillende aspecten van een onderwerp benoemt?
A
Vergelijkend
B
Beschrijvend
C
Opsommend
D
Oorzaak en gevolg
Slide 15 - Quizvraag
Welk tekstverband herken je?
Door de harde tegenwind was hij later bij zijn afspraak.
A
Opsommend
B
Vergelijkend
C
Oorzaak en gevolg
D
Beschrijvend
Slide 16 - Quizvraag
Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden 'daardoor' en 'zodat'?
A
Oorzaak en gevolg
B
Opsommend
C
Chronologisch
D
Beschrijvend
Slide 17 - Quizvraag
Lees de tekst
Slide 18 - Tekstslide
Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?
A
ze - aan
B
aan - met
C
toen - haal
D
eerst - toen
Slide 19 - Quizvraag
Om welk tekstverband gaat het in zin 2?
A
Chronologisch
B
Opsommend
C
Beschrijvend
D
Oorzaak en gevolg
Slide 20 - Quizvraag
Lees de tekst
Slide 21 - Tekstslide
Signaalwoord
Geen signaalwoord
ook
aan
word
zo
door
slecht
Slide 22 - Sleepvraag
Tekstverband = beschrijvend
Tekstverband = opsommend
Tekstverband = vergelijkend
ook
bijvoorbeeld
zo
maar
Slide 23 - Sleepvraag
Taak
Zie planner
Slide 24 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
1.3 lezen Talent
November 2023
- Les met
34 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 2,3
2.3 lezen Talent
November 2023
- Les met
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 2,3
Tekstverbanden
January 2024
- Les met
34 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 4
Tekstverbanden 1
November 2024
- Les met
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 4
Signaalwoorden
February 2024
- Les met
11 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
NU Ned 1F2F A lezen H2.3 Tekstverbanden en signaalwoorden
October 2024
- Les met
25 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Tekstverbanden
September 2024
- Les met
32 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 4
Tekstverbanden en signaalwoorden 2H oefenen 1
April 2025
- Les met
32 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2