Hoofdstuk 3

hoofdstuk 3
omgaan met collega's en klanten. 
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
Stage 3Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

hoofdstuk 3
omgaan met collega's en klanten. 

Slide 1 - Tekstslide

terugblik op het vorige hoofdstuk 

Slide 2 - Tekstslide

welke werkzaamheid past bij mij?

Slide 3 - Open vraag

Waarom is het belangrijk om op tijd te komen?

Slide 4 - Open vraag

Waarom is het belangrijk om de juiste kleding te dragen?

Slide 5 - Open vraag

In dit hoofdstuk leer je:
- je kunt uitleggen wat jouw positieve eigenschappen zijn. 
- Je kunt omgaan met lastige eigenschappen van jezelf en anderen. 
- Je kunt (telefoon)gesprekken voeren met collega's en met klanten. 

Slide 6 - Tekstslide

Omgaan met elkaar
Op een goede manier met mensen omgaan is belangrijk op je stageplek of op je werk. Goed met elkaar omgaan zorgt voor een prettige sfeer. 
En in een prettige sfeer doe je met plezier je werk! 
Bij de meeste stageplekken heb je met collega's te maken. 
Je gaat dagelijks met elkaar om en je voert allerlei gesprekken. 
Dat doe je met je collega's maar ook met je stagebegeleider of leidinggevende. 
Bij het omgaan met mensen gebruik je veel vaardigheden en eigenschappen. 

Slide 7 - Tekstslide

Waarom is het belangrijk dat je goed met mensen kunt omgaan?

Slide 8 - Open vraag

Hoe gaan de medewerkers op jouw stage met elkaar om?

Slide 9 - Open vraag

De sfeer op mijn stageplek is prettig
ja
nee

Slide 10 - Poll

waarom wel/ niet?

Slide 11 - Open vraag

Ik kan goed:
kennismaken
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll

Ik kan goed:
actief luisteren
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll

Ik kan goed:
vragen stellen
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll

Ik kan goed:
antwoord geven
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll

Ik kan goed:
praten in een groep
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

Ik kan goed:
iets uitleggen
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll

Ik kan goed:
om uitleg vragen
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

Ik kan goed:
goed kijken en opletten
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

eigenschappen. 
Ieder mens heeft positieve eigenschappen en negatieve eigenschappen. Positieve eigenschappen helpen je om vanzelf met allerlei situaties om te gaan. Negatieve eigenschappen zorgen som dat je minder makkelijk met situaties omgaat. Dat is lastig voor jezelf en ook vaak voor anderen. 
Bijvoorbeeld als je verlegen of onzeker bent. Of gauw boos of ongeduldig wordt. Gelukkig kun je aan lastige eigenschappen werken. 

Slide 20 - Tekstslide

past bij mij
behulpzaam
betrouwbaar
sociaal
verdraagzaam
vriendelijkv
respectvol
geduldig
enthousiast
verantwoordelijk
betrokken
flexibel
ondernemend

Slide 21 - Sleepvraag

past bij mij
Verlegen
angstig
onzeker
bazig
humeurig
boos
onvoorzichtig
jaloers
bezorgd
brutaal
ongeduldig
lui

Slide 22 - Sleepvraag

Hoeveel collega's heb je op je stageplek?

Slide 23 - Open vraag

Zijn er collega's waar je minder makkelijk mee omgaat?
ja
nee

Slide 24 - Poll

wanneer heb je wel eens last van je eigen eigenschappen?

Slide 25 - Open vraag

omgangsregels
Bij veel bedrijven en instellingen zijn afspraken gemaakt over omgaan met elkaar. Dat zijn de omgangsregels. Iedereen in het bedrijf moet zich daaraan houden. Omgangsregels gaan ook over je gedrag. Je gedraagt je goed als je omgangsregels gebruikt. Altijd, bij iedereen en in elke situatie. 
Omgangsregels heten soms ook gedragscodes of sociale regels. 
Maar ze betekenen altijd hetzelfde: je moet op de goede manier met mensen omgaan 

Slide 26 - Tekstslide

Welke omgangsregels ken jij?

Slide 27 - Woordweb

algemene omgangsregels zijn:
  1. Zeg altijd goedendag. 
  2. Help elkaar als dat nodig is. 
  3. Heb respect voor elkaar. 
  4. Praat met elkaar, niet over elkaar. 
  5. Houd rekening met elkaar.
  6. gedraag je professioneel.
  7. wees klantvriendelijk.
  8. zeg altijd u tegen klanten. 

Slide 28 - Tekstslide

welke gedragsregels gelden bij jou op stage?

Slide 29 - Woordweb

klantvriendelijk
Klantvriendelijke medewerkers gedragen zich professioneel en respectvol. Klanten merken dat aan je gedrag, je houding en hoe je met ze omgaat. Je bent vriendelijk, behulpzaam en geduldig. 
Klanten vinden dat prettig en gaan tevreden weer naar huis. 
Daar heb jij dan voor gezorgd. 

Slide 30 - Tekstslide

Als je op stage moet bellen naar een collega of klant, waar moet je dan rekening mee houden?

Slide 31 - Woordweb

telefoneren 
je let op: 
Wees beleefd
luister actief
praat duidelijk
onthoud wat er gezegd wordt. 
Schrijf de naam van de beller op. 
Schrijf belangrijke dingen op. 

Slide 32 - Tekstslide

keuze opdracht
1. maak een korte presentatie over je stage bedrijf. 
2. maak een strip over je stage bedrijf van minimaal 5 tekeningen

Slide 33 - Tekstslide