2 HV voornaamwoorden 22-26 november

deze les
absenten
vraag van de dag
nakijken opdracht 5 klassikaal
woordsoortbenoeming, wat weet je nog?

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecondary Education

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

deze les
absenten
vraag van de dag
nakijken opdracht 5 klassikaal
woordsoortbenoeming, wat weet je nog?

Slide 1 - Tekstslide

absenten

Slide 2 - Tekstslide

vraag van de dag 
Hoeveel mensen op de wereld spreken goed Nederlands?

34.000.000 (ga op je stoel staan)
31.000.000 (ga op je tafel zitten)
24.000.000 (ga naast/achter je tafel staan)

Slide 3 - Tekstslide

24.000.000
Ongeveer 17 miljoen van hen wonen in Nederland, 6,5 miljoen in België, en 400.000 in Suriname

Slide 4 - Tekstslide

woordsoortbenoeming
Dit is dus iets anders dan zinsontleding! Bij woordsoortbenoeming benoem je elk woord in de zin apart. 

Aan het einde van deze paragraaf ken je:
znw, lw, bnw, vz, pers. vnw., zww, hww, bez. vnw, wederkerend vnw. wederkerig vnw, vr. vnw, aanw vnw., betr. vnw. onb. vnw

Slide 6 - Tekstslide

oefening
Benoem alle woorden uit deze zin.

->>>>>

Slide 7 - Tekstslide

Mijn oude opa liep met mij een rondje om zijn huis. 
znw                                   bez. vnw
lw                                       wederkerend vnw.
bnw                                   wederkerig vnw.
vz
pers. vnw. 
zww
hww

Slide 8 - Tekstslide

huiswerk
Maken: opdracht 6 en 7 grammatica blok 2

Slide 9 - Tekstslide

deze les 
absenten
vraag van de dag
nakijken opdracht 6 en 7
vragend, aanwijzend, betrekkelijk  en onbepaald voornaamwoord
huiswerk

Slide 10 - Tekstslide

absenten

Slide 11 - Tekstslide

vraag van de dag
Hoeveel Nederlandse woorden zijn er naar schatting?

ongeveer 500.000
ongeveer 1.000.000
ongeveer 1.500.000

Slide 12 - Tekstslide

vragend voornaamwoord
Vragend voornaamwoorden vr. vnw. verwijzen naar dieren, dingen of personen, vraagwoorden doen dit niet. 

Weet jij wie op naar het feest komt?
Weet jij waarom je vroeg naar huis moet? 

wie, wat, welke en wat voor (een)


Slide 14 - Tekstslide

aanwijzend voornaamwoord
Een aanwijzend voornaamwoord aanw. vnw. wijst iets of iemand aan. 
Kan in plaats van een lidwoord voor een znw staan.
Dit pak melk is over de datum.
Kan ook naar een andere zin verwijzen.
Het pak melk is over de datum. Dat moet je dus weggooien.
de-woorden: die of deze
het-woorden dat of dit

Slide 15 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord
Het betrekkelijk voornaamwoord betr. vnw verwijst naar een antecedent. Een antecedent is een woord of woordgroepje is dat waar naar verwezen wordt. 
die, dat, wat, wie
Wat of wie bij overtreffende trap, iets vaags, of een hele zin
Het cadeau dat ik gekregen heb was erg duur.
Het mooiste wat ik gekregen heb, is een Rolex.

Slide 16 - Tekstslide

onbepaald voornaamwoord
Een onbepaald voornaamwoord (onb. vnw.) verwijst niet specifiek naar iets of iemand. Je weet dus niet precies over wie of wat het gaat.
iets, iemand, niets, niemand, alles, men, elke, iedereen

Iedereen maakt fouten.

Slide 17 - Tekstslide

huiswerk
maken opdracht 8, 9, 10

Slide 18 - Tekstslide