GMK P1.1 - Les 6 en 7 - Farmacokinetiek
1 / 41
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Een antibioticum is een ...... behandeling
A
Causaal
B
Palliatief
C
Preventief
D
Symptomatisch
Slide 3 - Quizvraag
Fytotherapie is ...
A
'Kruiden' geneeskunde
B
Leer van de verdunningen
C
'Normale' geneeskunde
D
Soort fysiotherapie
Slide 4 - Quizvraag
Morfine mag alleen op recept verstrekt worden. Welke categorie heeft dit middel?
A
AV
B
OTC
C
UAD
D
UR
Slide 5 - Quizvraag
Wat voor een naam is Zyprexa?
A
Generieke naam
B
Specialité
C
Fabrikant
D
Werkzame stof
Slide 6 - Quizvraag
'Atorvastatine kan gebruikt worden bij een te hoog cholesterol.'
Dit is een beschrijving van een ....
Dit is een beschrijving van een ....
A
Bijwerking
B
Contra-indicatie
C
Indicatie
D
Interactie
Slide 7 - Quizvraag
Dit is een voorbeeld van een ....
A
Toedieningsvorm
B
Toedieningsweg
Slide 8 - Quizvraag
Voordeel van systemische werking is ....
A
Lagere dosis nodig dan bij lokale werking
B
Minder bijwerkingen dan bij lokale werking
C
Werkt door het hele lichaam
D
Werkt sneller dan bij lokale werking
Slide 9 - Quizvraag
'Carbamazepine kan de werking van de pil verminderen.'
Dit is een beschrijving van een ....
Dit is een beschrijving van een ....
A
Bijwerking
B
Contra-indicatie
C
Indicatie
D
Interactie
Slide 10 - Quizvraag
Toedieningsvorm
Toedieningsweg
Zetpil
Oogdruppels
Rectaal
Nasaal
Ovule
Transdermaal
Slide 11 - Sleepvraag
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Waar moet een geneesmiddel zijn om systemisch te kunnen werken?
A
In het bloed
B
In de darmen
C
In de maag
D
In de mond
Slide 14 - Quizvraag
Hoe heet de fase waarin een geneesmiddel wordt opgenomen in het bloed?
A
Absorptie
B
Distributie
C
Metabolisme
D
Eliminatie
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
Kan een geneesmiddel opgenomen worden in het lichaam als het in een tablet of zetpil zit?
A
Ja
B
Nee
Slide 17 - Quizvraag
Wat wordt het snelst in het bloed opgenomen?
A
Capsule
B
Gewone tablet
C
Oplossing
D
Tablet met verlengde afgifte
Slide 18 - Quizvraag
Wanneer werkt een geneesmiddel?
Als deze ...
Als deze ...
A
Is toegediend
B
is opgenomen in het bloed
C
op de plaats is waar het moet werken
D
Na de eliminatiefase
Slide 19 - Quizvraag
Hoe heet de fase waarin een geneesmiddel zich via de bloedbaan verdeeld over het lichaam?
A
Absorptie
B
Distributie
C
Metabolisme
D
Eliminatie
Slide 20 - Quizvraag
Slide 21 - Tekstslide
Blijft een geneesmiddel voor altijd in het lichaam?
A
Ja
B
Nee
Slide 22 - Quizvraag
Welk orgaan zorgt voor de afbraak van geneesmiddelen?
A
Darm
B
Maag
C
Lever
D
Nier
Slide 23 - Quizvraag
Hoe heet de fase waarin de lever medicijnen afbreekt?
A
Absorptie
B
Distributie
C
Metabolisme
D
Eliminatie
Slide 24 - Quizvraag
Slide 25 - Tekstslide
Door metabolisme maakt de lever geneesmiddelen klaar om uit te scheiden
A
Waar
B
Niet waar
Slide 26 - Quizvraag
Uitscheiden van medicijnen gebeurt vooral via:
A
Bloed en urine
B
Bloed en ontlasting
C
Urine en Ontlasting
D
Zweet en tranan
Slide 27 - Quizvraag
Hoe heet de fase waarin geneesmiddelen worden uitgescheiden?
A
Absorptie
B
Distributie
C
Metabolisme
D
Eliminatie
Slide 28 - Quizvraag
Slide 29 - Tekstslide
Wat is de juiste volgorde?
Absorptie, Distributie, Eliminatie, Metabolisme
Absorptie, Distributie, Eliminatie, Metabolisme
A
ADEM
B
DAME
C
ADME
D
AMDE
Slide 30 - Quizvraag
Slide 31 - Tekstslide
Wat is er anders bij orale inname?
A
Geen absorptiefase
B
Na absorptie meteen eliminatie
C
Na absorptie meteen metabolisme
D
Na distributie meteen eliminatie
Slide 32 - Quizvraag
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Ik ken de volgende begrippen:
1. Bloedspiegel en cumulatie
2. Biologische beschikbaarheid
3. Therapeutische breedte
4. Halfwaardetijd
1. Bloedspiegel en cumulatie
2. Biologische beschikbaarheid
3. Therapeutische breedte
4. Halfwaardetijd
A
Ja, allemaal
B
Ik ken alleen nr. 1
C
Ik ken er een paar
D
Nee, abacadabra
