Th 1 Stofwisseling in de cel bs 2 Enzymen

Thema 8
bs 2 Enzymen
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 8
bs 2 Enzymen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt de bouw en werking van enzymen beschrijven.
  • Je kunt de invloed van milieufactoren op de enzymactiviteit beschrijven. 

Slide 2 - Tekstslide

Waar zijn enzymen voor nodig?
  • Stofwisseling, assimilatie en dissimilatie zijn chemische processen.
  • Ook al komt er bij dissimilatie energie vrij, het op gang brengen van die reactie kost vaak eerst energie.
  • Enzymen verlagen de energie die nodig is voor een reactie zodat die ook echt plaats kan vinden. Daarnaast versneld een enzym een reactie. 

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn enzymen?
  • Enzymen zijn eiwitten (denk aan hoofdstuk DNA)
  • Enzymen zijn organische reactieversnellers --> biokatalysatoren
  • Enzymen werken zeer specifiek, volgens het sleutel-slot principe.
  • Enzymen worden niet verbruikt!!

Slide 4 - Tekstslide

De werking van enzymen.
  • Het molecuul dat via een chemische reactie m.b.v. een enzym wordt omgezet in een andere stof heet een substraat.
  • Het substraat bindt zich aan het actieve centrum van het eiwit.
  • Door de binding veranderd de vorm van het enzym, hierdoor gaat een chemische reactie van start.
  • Door deze reactie worden bindingen in het substraat verbroken en komen er nieuwe bindingen tot stand. 

Slide 5 - Tekstslide

Actieve centrum van een enzym

Slide 6 - Tekstslide

substraat
de stof waarop het enzym inwerkt en dus omgezet gaat worden
enzym
eiwitten die chemische reacties katalyseren
(bio)katalysator
stof die een chemische reactie kan versnellen zonder te worden verbruikt (dus gaat niet op)
(reactie)product
de stof die bij een reactie ontstaat 

Slide 7 - Tekstslide

De naam zegt iets over het substraat

Slide 8 - Tekstslide

Bij welke processen werken enzymen?  
BINAS tabel 82E

Je ziet vaak in de naam:
"welke reactie katalyseert het enzym" -ase

Slide 9 - Tekstslide

Werking enzym

Slide 10 - Tekstslide

Invloed van de temperatuur op enzymen, lees blz. 18 en leg aan de hand van de tekst onderstaande grafiek uit.

Slide 11 - Tekstslide

De invloed van pH op enzymen
Zuur: pH .....
Basisch: pH.....
Neutraal: pH .....

Minimum, maximum, optimum

Slide 12 - Tekstslide

Wat zijn de bouwstenen van eiwitten?
A
Sachariden
B
Glycerol
C
Vetzuren
D
Aminozuren

Slide 13 - Quizvraag

Een eiwit is altijd een enzym
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Wat zorgt ervoor dat een eiwit de vorm krijgt die hij uiteindelijk heeft?

Slide 15 - Open vraag

Hoe heet het deel van het enzym waar de reactie plaatsvindt?

Slide 16 - Open vraag

Wat betekent het dat enzymen specifiek werken?
A
Een enzym kan maar bij één temperatuur werken
B
Een enzym kan maar bij één pH werken
C
Een enzym kan maar één stof afbreken
D
Een enzym kan maar één keer gebruikt worden

Slide 17 - Quizvraag

Welke bewering klopt over de enzymactiviteit en de enzymconcentratie bij temperaturen P, Q en R?
A
Bij alle drie de temperaturen is de enzymconcentratie gelijk.
B
Tussen P en Q neemt de activiteit toe, omdat de concentratie van het enzym toeneemt.
C
Tussen Q en R neemt de activiteit af, omdat de concentratie van het enzym afneemt.

Slide 18 - Quizvraag

Welk enzym vertoont de grootste enzymactiviteit?
A
x (rood)
B
y (groen
C
z (paars)

Slide 19 - Quizvraag

Als een enzym gedenatureerd is betekent dat dat het enzym:
A
opgebruikt is
B
uit elkaar gevallen is
C
dood is
D
van vorm veranderd is

Slide 20 - Quizvraag

Leg uit waarom de vertering van zetmeel stopt zodra het mengsel van zetmeel met amylase uit het speeksel in je maag arriveert.

Slide 21 - Open vraag