Lezen 2 les 6 oefentoetsvragen

En ook in SOM!
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 55 min

Onderdelen in deze les

En ook in SOM!

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Ga naar LessonUp
Inloggen -> les staat klaar.

Slide 5 - Tekstslide

Eerst geheugen opfrissen: vorige les ...

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Belangrijke vaardigheden bij online lezen:

Slide 8 - Woordweb

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Noem 4 verschillen tussen lezen op papier en online.

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Welk onderdeel hieronder hoort niet bij het tekstgeraamte?
A
De inleiding
B
De eerste zinnen van de alinea's
C
de moeilijke woorden
D
de illustraties

Slide 13 - Quizvraag

Noem minimaal 5 onderdelen van het tekstgeraamte.

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

Leesmanieren

Slide 16 - Tekstslide

Noem 5 leesmanieren.

Slide 17 - Open vraag

Welke leesmanier gebruik je als je uit een lange tekst wilt weten wie in 1975 het Eurovisiesongfestival won?
A
Grondig lezen
B
Scannend lezen
C
Zoekend lezen
D
Kritisch lezen

Slide 18 - Quizvraag

Welke leesmanier gebruik je als je een tekst uit een biologieboek wilt snappen?
A
Grondig lezen
B
Scannend lezen
C
Zoekend lezen
D
Kritisch lezen

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het doel van scannend lezen?

Slide 20 - Open vraag


Welke strategieën voor grondig lezen heb je onthouden?


Slide 21 - Tekstslide

Welke strategieën voor grondig lezen weet je nog?

Slide 22 - Woordweb

Slide 23 - Tekstslide

Welke strategie gebruik je NIET als je een tekst grondig gaat lezen?
A
De tekst stukje voor stukje nauwkeurig lezen.
B
De betekenis van moeilijke woorden raden.
C
In eigen woorden vertellen wat in de tekst staat.
D
Via tussenkopjes vinden welke alinea handig is.

Slide 24 - Quizvraag

Wat hoort NIET bij grondig lezen?
Lees de antwoorden goed.
A
De tekst stukje voor stuk nauwkeurig lezen.
B
Voorspellen waar elk stukje tekst over gaat.
C
De hele tekst eerst van begin tot eind lezen.
D
In eigen woorden samenvatten na het lezen.

Slide 25 - Quizvraag

Welke van onderstaande strategieën pas je toe bij zoekend lezen?
A
Tekstgeraamte bekijken
B
ophelderen
C
vragen stellen
D
terugkijken

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Welke stelling over het onderwerp van een tekst is juist?
A
Het onderwerp moet in een correcte zin worden geformuleerd.
B
Het onderwerp van een tekst mag nooit een volledige zin zijn.
C
Het onderwerp vind je alleen door grondig te lezen.
D
Het onderwerp is altijd de titel.

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
A
Het sterkste argument in de tekst, in één woord.
B
De belangrijkste gedachte die in je opkomt over de tekst, in hele zin.
C
Wat over het onderwerp wordt verteld, in een hele zin.
D
Waar de tekst over gaat, in één woord.

Slide 30 - Quizvraag

Leerstof: waar moet ik nog aandacht aan besteden?

Slide 31 - Open vraag

Ik heb nog een vraag voor de docent:

Slide 32 - Open vraag

Zelf aan de slag

Slide 33 - Tekstslide

Maak opdracht (individueel)

Ga naar PLOT26 en maak van Lezen 2, les 5:

opdracht 3 (Reflectie 1)
opdracht 1: kies uit een van de volgende cijfers/opdrachten: 1, 2, 7 of 9.
Schrijf je uitwerking in de schrijftool.

Ben je klaar? Ga dan lezen in je leesboek.
timer
10:00

Slide 34 - Tekstslide

Afsluiting


Lesdoel gehaald?

Volgende les

Slide 35 - Tekstslide