Oefentoets 2 hoofdstuk 1

Oefentoets 2 hoofdstuk 1
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets 2 hoofdstuk 1

Slide 1 - Tekstslide

De oefentoets 
Lees de vragen goed en geef dan pas antwoord. 
Pak voor je begint je boek erbij. 
Heb je een antwoord fout, zoek dan op wat je fout hebt in je boek.
Kom je er niet uit? Noteer dan de vraag met het foute antwoord en vraag het maandag op school. 

Slide 2 - Tekstslide

Hoeveel leden heeft de Tweede Kamer?
A
100
B
120
C
130
D
150

Slide 3 - Quizvraag

Censuskiesrecht betekent dat...
A
Je mag stemmen als je genoeg belasting betaalt
B
Iedereen mag stemmen
C
Je kiest wie er koning wordt
D
Als je van adel bent mag je stemmen

Slide 4 - Quizvraag

Drie grote veranderingen door de Pacificatie van 1917:
A
1. kiesrecht mannen en vrouwen, 2. einde schoolstrijd, en 3. nieuw kiesstelsel
B
1. kiesrecht mannen, 2. nieuwe koning, en 3. nieuw kiesstelsel
C
1. kiesrecht mannen, 2. einde schoolstrijd, en 3. nieuw kiesstelsel
D
1. kiesrecht mannen en vrouwen, 2. einde schoolstrijd, en 3. nieuw parlement

Slide 5 - Quizvraag

Aanhangers van het socialisme in de 19de eeuw waren voornamelijk
A
Arbeiders
B
Gelovigen
C
Fabriekseigenaren
D
De middenstand

Slide 6 - Quizvraag

De schoolstrijd is een belangrijk onderwerp bij de volgende zuil:
A
Liberalisme
B
Confessionalisme
C
Socialisme
D
Populisme

Slide 7 - Quizvraag

Welk recht wordt hier beschreven:
Dit is het recht om een onderzoek in te stellen
A
Budget
B
Enquete
C
Initiatief
D
Interpellatie

Slide 8 - Quizvraag

Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Minister of 2e kamerlid dient wetsvoorstel in
De 2e kamer stemt over het wetsvoorstel
De 1e kamer stemt over het wetsvoorstel
De koning ondertekent de wet
Minister ondertekent de wet

Slide 9 - Sleepvraag

Vanaf welk jaar mogen er in Nederland bijzondere scholen worden opgericht?
A
1840
B
1848
C
1887
D
1917

Slide 10 - Quizvraag

Wat is socialisme?
A
Streven naar een samenleving met zoveel mogelijk vrijheid
B
Streven naar een maatschappij zonder bestuur
C
Streven naar een samenleving waarin mensen een bestuur kiezen
D
Streven naar een samenleving met zoveel mogelijk gelijkheid

Slide 11 - Quizvraag

Wie is wie?
Aletta Jacobs
Koning Willem II
Koning Willem III
Abraham Kuyper
Johan Thorbecke
Wilhelmina Drucker
Pieter Jelles Troelstra
Herman Schaepman
Streed voor vrouwen emancipatie
Eerste vrouwelijke arts in Nederland.
Koning tijdens de grondwetswijziging van 1848.
Leider van de commissie voor de grondwetswijziging van 1848.
Protestantse politicus. Richtte de ARP op.
Koning na de grondwetswijziging van 1848. Wilde deze terugdraaien, maar dat kon niet meer.
Socialist en wilde de revolutie in Nederland uitroepen. Dit werd bekend onder 'de vergissing van Troelstra'.
Katholiek die zich inzette voor de emancipatie van katholieken.
Oprichter van de SDAP.

Slide 12 - Sleepvraag

Volgens de tekenaar is algemeen vrouwenkiesrecht...
A
Een goede zaak, want dan krijgen arbeidersgezinnen het beter.
B
Een goede zaak, want dan krijgen hoger opgeleide vrouwen kansen.
C
Géén goede zaak, want dan krijgen vrouwen te veel invloed.
D
Géén goede zaak, want dan krijgen de arbeiders minder invloed.

Slide 13 - Quizvraag

Wat heeft de eerste feministische golf bereikt?
A
Vrouwenkiesrecht en recht om te studeren
B
Recht op abortus en betere scholing
C
Vrouwenkiesrecht en betere scholing
D
Hoger onderwijs en betere scholing

Slide 14 - Quizvraag

Wie tekende de grondwet in 1848, waardoor hij minder macht kreeg?
A
Willem van Oranje
B
Willem I
C
Willem II
D
Willem III

Slide 15 - Quizvraag

Welke uitspraak past het
best bij de bron.
A
De vrouwen die streden voor kiesrecht waren gelovig
B
vrouwen worden opgeroepen om op christelijke partijen te stemmen
C
De vereniging voor vrouwenkiesrecht laat ook mannen toe,
D
Na jaren strijd door vrouwen van de eerste feministische golf krijgen vrouwen kiesrecht.

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de uitkomst van de schoolstrijd?
A
Alleen katholieke scholen worden betaald door de overheid
B
Openbare en protestantse scholen worden betaald door de overheid
C
Openbare en bijzondere scholen worden betaald door de overheid
D
Openbare en scholen voor speciaal onderwijs worden betaald door de overheid

Slide 17 - Quizvraag

RKSP is een .. partij
A
Confessionele
B
Liberale
C
Socialistische
D
Communistische

Slide 18 - Quizvraag

Wetgevende macht
Uitvoerende macht
Rechterlijke macht
Beslissen of iemand schuldig is en welke straf er wordt gegeven.
Wetten maken, wijzigen en goed- of afkeuren.
Recht om het land te regeren
De ministers
Het parlement
Onafhankelijke rechters

Slide 19 - Sleepvraag

Het recht om tijdens verkiezingen je stem uit te brengen.
A
Actief kiesrecht
B
Passief kiesrecht
C
Algemeen kiesrecht
D
Censuskiesrecht

Slide 20 - Quizvraag

Strijd voor het krijgen van dezelfde rechten als alle andere groepen in de samenleving.
A
Confessionelen
B
Emancipatie
C
Feminisme
D
Racisme

Slide 21 - Quizvraag

Sleep de tekstvakken A t/m F steeds naar 1 of 2.
Vóór de grondwet van 1848
Ná de grondwet van 1848
De koning mag alles zelf beslissen
De ministers besturen het land
Ministers moeten voor elke beslissing toestemming vragen aan de volksvertegenwoordiging.
Ministers geven advies aan de koning, als de koning daarom vraagt.
De leden van de Tweede Kamer worden gekozen door rijke, mannelijke burgers.
De koning mag ministers ontslaan

Slide 22 - Sleepvraag

Juist of onjuist?
'De meeste feministes waren arbeidersvrouwen.'
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Wie hebben de controlerende functie? (Mogen de regering controleren)
A
Eerste Kamer
B
Tweede Kamer
C
Tweede Kamer en de Eerste Kamer
D
De koning en beide Kamers

Slide 24 - Quizvraag

Een invulopdracht over een nieuwe grondwet.
Kies telkens uit de twee mogelijkheden en sleep ze naar de juiste plek.

In het jaar              werd in Nederland een nieuwe grondwet gemaakt.
De opdracht voor de nieuwe grondwet werd gegeven door koning                       .
De nieuwe grondwet was vooral een wens van de                     . 
1848
1852
Willem III
Willem II
Liberalen
Socialisten

Slide 25 - Sleepvraag

Juist of onjuist?
'Het feminisme zette zich voor vrouwenkiesrecht in.'
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Wat verstaan we onder ministeriële verantwoordelijkheid?
A
Ministers zijn onschendbaar, Koning verantwoordelijk
B
Ministers zijn verantwoordelijk, koning is onschendbaar
C
De Koning krijgt altijd de schuld
D
De koning heeft meer macht dan de ministers

Slide 27 - Quizvraag

Hoe noemen we Katholieken en Protestanten bij elkaar?
A
Gelovigen
B
Sociaal-Democraten
C
Confessionelen
D
Communisten

Slide 28 - Quizvraag

Welke vier zuilen zien we hier?
A
Socialisten, liberalen, populisten en katholieken
B
Katholieken, populieren, socialisten en christenen
C
Liberalen, socialisten, protestanten en katholieken
D
Protestanten, katholieken, populisten en provo's

Slide 29 - Quizvraag

Hoe ontstaat Algemeen Kiesrecht?
A
De arbeiders komen in opstand. De Tweede Kamer wordt gedwongen.
B
Compromis/deal tussen socialisten en confessionelen over de bijzondere scholen en algemeen kiesrecht
C
De vrouwen eisen het op na vele demonstraties.
D
De bevolking werd slimmer en de Conservatieven accepteerden dit.

Slide 30 - Quizvraag

Hieronder staan drie uitgangspunten van politieke groeperingen rond
1900 en vier groeperingen.
Geef per uitgangspunt aan welke groepering erbij hoort. 
Let op! Er blijft één groepering over.
Ze komen op de arbeiders en willen zorgen voor betere woon-en werkomstandigheden
De Bijbel is de basis voor alle politieke standpunten en ideeën.
De vrijheid van het individu is heel belangrijk en daarom moet de rol
van de overheid beperkt zijn.
confessionelen
feministen
liberalen
socialisten

Slide 31 - Sleepvraag

Waarom kwamen in Europa in 1848 veel mensen in opstand?
A
Ze wilden van een dictatuur naar een monarchie
B
Ze wilden een soort Europese Unie vormen
C
Ze wilden meer te zeggen hebben door een grondwet
D
Ze wilden oorlog door hun nationalisme

Slide 32 - Quizvraag

Welke macht heeft de regering?
A
De wetgevende
B
De uitvoerende
C
De rechterlijke
D
Alle machten

Slide 33 - Quizvraag

Geert Wilders stelt kritische vragen aan de minister van Buitenlandse Zaken. Welk recht hoort daarbij?
A
Recht van amendement
B
Recht van Interpellatie
C
Recht van initiatief
D
Recht van motie

Slide 34 - Quizvraag

Bij welke stroming hoort de SDAP?
A
Liberalen
B
Socialisten
C
Katholieken
D
Protestanten

Slide 35 - Quizvraag

In welk jaar was er het algemeen vrouwenkiesrecht?
A
1917
B
1918
C
1919
D
1920

Slide 36 - Quizvraag

En nu?
Leren voor de toets, tips: 
Lees paragraaf 1.1 tm 1.4 nogmaals. 
Bestudeer de begrippen, personen en de tijdbalk van paragraaf 1.5. 
Maak een samenvatting van paragraaf 1.1 tm 1.5.
Check of je de leerdoelen onder de knie hebt, zet ze in de vragende vorm en geef antwoord. 
Doe lessen in Lesson-Up nogmaals.
Bekijk de filmpjes uit de studiewijzer. 

Slide 37 - Tekstslide