voorbereiden op de toets thema 1.
1 / 22
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
thema 1: kennismaken
Slide 3 - Woordweb
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Lion zegt: ‘Uniek betekent: hetzelfde als alle andere mensen.’
Paul zegt: ‘Uniek betekent: anders dan ieder ander mens.’
Wie heeft gelijk?
Paul zegt: ‘Uniek betekent: anders dan ieder ander mens.’
Wie heeft gelijk?
A
Lion.
B
Paul.
Slide 8 - Quizvraag
Hieronder staan uiterlijke kenmerken van Mariska.
Welk kenmerk hoort bij de eigen smaak van Mariska?
Welk kenmerk hoort bij de eigen smaak van Mariska?
A
Mariska is 1,75 m lang.
B
Mariska heeft blauwe ogen.
C
Mariska heeft een piercing door haar neus.
Slide 9 - Quizvraag
Frank en Marc zitten allebei op voetbal.
Frank zegt: ‘Trainen hoort erbij.’
Marc zegt: ‘Ik train alleen als ik zin heb.’
Wie vindt voetballen belangrijker?
Frank zegt: ‘Trainen hoort erbij.’
Marc zegt: ‘Ik train alleen als ik zin heb.’
Wie vindt voetballen belangrijker?
A
Frank.
B
Marc.
Slide 10 - Quizvraag
Wat betekent: ‘Het is waardevol’?
(bij het vak verzorging)
(bij het vak verzorging)
A
Het kost veel geld.
B
Het is belangrijk voor je.
Slide 11 - Quizvraag
Jaap maakt allerlei keuzes. Daarnaast staan vier mensen die invloed hebben op Jaap.
Koppel de juiste persoon bij de juiste zin.
Jaap heeft vaak hoofdpijn. Hij gebruikt medicijnen die de huisarts voorschrijft.t.
Jaap gaat binnenkort naar de derde klas. Hij kiest de sector techniek.
Jaap voetbalt. Hij doet een speciale training om keeper te worden.
Jaap wil later hetzelfde beroep kiezen als zijn vader.
de voetbaltrainer
de huisarts
de vader van Jaap
de mentor van Jaap
Slide 12 - Sleepvraag
Jasper heeft last van jeugdpuistjes.
Welk advies geef jij?
Welk advies geef jij?
A
Maak je huid schoon met een middel waar alcohol in zit.
B
Was je huid elke morgen en avond met water.
Slide 13 - Quizvraag
De zweetklieren produceren zweet.
Wat is de functie van zweet?
Wat is de functie van zweet?
A
Door zweet koel je af.
B
Zweet houdt de huid soepel.
C
Zweet houdt warmte vast.
Slide 14 - Quizvraag
Door talg blijven je haren en je opperhuid soepel.
A
ja
B
nee
Slide 15 - Quizvraag
Els vindt het leuk om andere mensen te helpen. Ze kan goed omgaan met zieke mensen. Ze heeft veel geduld. Omgaan met kleine kinderen vindt ze niet leuk.
Waar kan Els het beste gaan werken?
Waar kan Els het beste gaan werken?
A
In een peuterspeelzaal.
B
In een ziekenhuis.
C
In een kledingwinkel.
D
In een supermarkt.
Slide 16 - Quizvraag
Inge en Marita koken samen.
Inge heeft boodschappen gedaan.
Marita kletst en kijkt toe als Inge kookt.
Werken Inge en Marita goed samen?
Inge heeft boodschappen gedaan.
Marita kletst en kijkt toe als Inge kookt.
Werken Inge en Marita goed samen?
A
ja
B
nee
Slide 17 - Quizvraag
Dini krijgt van haar leraar een opdracht. Hieronder staan vier dingen die Dini voor de opdracht ( punt 1 t/m 4)doet.
Koppel de acties ( in het wit) van Dini bij de juiste stappen!
1 Wat moet je doen?
2 Wat moet je voorbereiden?
3. En nu aan de slag!
4 Hoe ging het?
Dini zoekt een recept in een kookboek.
Dini laat de leraar proeven.
Dini moet een taart bakken.
Dini bakt de taart.
Slide 18 - Sleepvraag
Je moet samenwerken met iemand, maar diegene doet niets. Jij moet alles alleen doen. Wat ga je zeggen?
(denk aan de ik boodschap!)
(denk aan de ik boodschap!)
