Par. 2.3 Duitsland van democratie naar dictatuur

Leerdoelen opschrijven
2. Hoe kwam Hitler aan de macht?

2 minuten
Eerder klaar? Lees "De opkomst van Hitler" op blz. 35
timer
2:00
1. Welke politieke en economische problemen ontstonden er in Duitsland?

1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 46 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen opschrijven
2. Hoe kwam Hitler aan de macht?

2 minuten
Eerder klaar? Lees "De opkomst van Hitler" op blz. 35
timer
2:00
1. Welke politieke en economische problemen ontstonden er in Duitsland?

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen opschrijven
3. Hoe werd Duitsland een totalitaire dictatuur?
4. Wat heeft Hitler voor de Duitsers gedaan?

2 minuten
Eerder klaar? Lees "Dictatuur in Duitsland" op blz. 36
timer
2:00
1. Welke politieke en economische problemen ontstonden er in Duitsland?

Slide 2 - Tekstslide

De tien tijdvakken.

Slide 3 - Tekstslide

(?) Studiewijzer 3h4
13/11: Par. 2.3 Duitsland van democratie naar dictatur
14/11: Par. 2.3 Duitsland van democratie naar dictatur
20/11: - 
21/11: Par. 2.3 Duitsland van democratie naar dictatur
27/11: Par. 3.1 Oorlog in Europa
28/11: Par. 3.1 Oorlog in Europa
4/12: Par. 3.1 Oorlog in Europa
5/12:  Par. 3.2 Oorlog buiten Europa
11/12:  SO par. 2.3 en 3.1 
12/12:  Par. 3.2 Oorlog buiten Europa
18-19/12: Par. 3.3 Bezet Nederland
19/12: Par. 3.3 Bezet Nederland
Kerstvakantie
08-09/01 Par. 3.4 De Holocaust
11/01 Par. 3.4 De Holocaust
TOETSWEEK P2
par. 2.3 + par. 3.1 t/m 3.4

Slide 4 - Tekstslide

 (?) Studiewijzer 3h3
16/11: Par. 2.3 Duitsland van democratie naar dictatur
21/11: Par. 2.3 Duitsland van democratie naar dictatur
23/11: Par. 3.1 Oorlog in Europa
28/11: Par. 3.1 Oorlog in Europa
30/11: Par. 3.1 Oorlog in Europa
5/12: Par. 3.2 Oorlog buiten Europa
7/12: Par. 3.2 Oorlog buiten Europa
12/12:  SO par. 2.3, 3.1 en 3.2
14/12:  Par. 3.3 Bezet Nederland
18-19/12: Par. 3.3 Bezet Nederland
21/12: Par. 3.4 De Holocaust
Kerstvakantie
09/01 Par. 3.4 De Holocaust
11/01 Par. 3.4 De Holocaust
TOETSWEEK P2
par. 2.3 + par. 3.1 t/m 3.4

Slide 5 - Tekstslide

Programma
1. Uitleg par. 2.3
2. Opdrachten maken en bespreken
3. Leerdoelen antwoorden
4. Afsluiten

A.s. donderdag TWT bespreken

Slide 6 - Tekstslide

Laatste dagen van de WOI
  • Duitse soldaten en matrozen sloegen aan het muiten.
  • Arbeiders gingen staken. 
  • De keizer vluchtte naar het neutrale Nederland. 
  • In Berlijn riepen de socialisten een republiek uit met een parlementaire democratie

Slide 8 - Tekstslide

De Weimarrepubliek. De Rijksdag (het parlement) had de macht.

Slide 9 - Tekstslide

1919: communistische opstand
  • De socialistische regering zetten het leger om de opstand neer te slaan.

  • Geweldadige bendes probeerde met extreem geweld de orde te herstellen.

  •  was een strijd tussen twee groepen:
- linkse (vooruitstrevend) en rechtse (conservatief, voor sterke leiders).

Slide 10 - Tekstslide

Na de communistische opstand...
Het bleef onrustig:
  • Door politiek geweld vielen duizenden doden. 
  • Mislukte staatsgrepen
  • Gevechten tussen linkse en rechtse knokploegen 

  • Het politieke geweld en de Vrede van Versailles waren slecht voor het vertrouwen van de bevolking in de democratie. 

Slide 11 - Tekstslide

De Dolkstootlegende
De Dolkstootlegende
Antidemocratische generaals en politici beweerden dat het Duitse leger in de WOI niet door de geallieerden was verslagen, maar "in de rug was gestoken" door de democraten die om een wapenstilstand hadden gevraagd en de "schandvrede" hadden getekend. 
Veel Duitsers geloofden dit en voelden zich verraden door democratische politici. 

Slide 12 - Tekstslide

Economische problemen
Economische crisis door inflatie (waardevermindering van geld):
-  de Duitse mark werd steeds minder waard. Dit zorgde voor minder vertrouwen in de economie. 


Slide 13 - Tekstslide

Mensen gaven hun loon snel uit, omdat alles aan het eind van de dag nog duurder kon worden. 
Er ontstond voedseltekorten en er vielen hongerdoden. 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Oplossingen?
  • De vergering voerde eind 1923 een nieuwe mark in die duizend mijlard keer zo veel waard was als de oude. 
  • De economie herstelde in 1924 toen Duitse banken leningen Amerikaanse leningen kregen en de herstelbetalingen werd verlaagd.
  • Vijf jaren van welvaartsgroei, maar...

Slide 16 - Tekstslide

24 okt 1929, Zwarte donderdag
De aandelenkoersen daalde erg snel = Beurskrach, met een zware wereldwijde economische crisis (depressie) als gevolg.

Keerpunt in de geschiedenis: een belangrijk snelle verandering.  

Slide 17 - Tekstslide

Wat betekenen de Beurskrach voor Duitsland?
  • Duitsland werd extra hard getroffen:
  • Duitsland was afhankelijk van Amerikaanse leningen, die nu wegvielen. 
  • 30% van de Duitse beroepsbevolkingen was werkloos.
  • Opkomst van het populisme, bijv: politicus die beweerde dat hij Duitsland weer welvarend en machtig kon maken en het "dictaat van Versailles" ongedaan zou maken. 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Adolf Hitler

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Kaart

Wie was Adolf Hitler?
  • Geboren in Oostenrijk
  • Toen hij 18 was, trok hij naar Wenen in de hoop toegelaten te worden tot de Academie van Kunsten, maar zo ver kwam het niet. 

Slide 22 - Tekstslide

Hitler in de WOI
  • Oorlogsveteraan
  • Vocht in het westfront tegen Frankrijk
  • Hitler geloofde heilig in de dolkstootlegende waarbij de nederlaag van het Keizerlijk leger werd toegeschreven aan het 'verraad van de socialisten, Joden, communisten en republikeinen' 

Slide 23 - Tekstslide

Na de WOI (1919)
  • Sloot zich in München aan bij een kleine rechts-nationalistische politieke partij.
  • Hij ontdekte dat hij een groot talent had: hij kon het publiek overtuigen en effectief toespreken. Hij was een goed redenaar. 
  • Hij werd de leider van de partij:
Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij (NSDAP)

Slide 24 - Tekstslide

Het nationaalsocialisme:
  • Antidemocratische, totalitaire, gewelddadige, extreem nationalistische en racistische politieke beweging. 
  • Hitler was de Führer
  • Radicaler dan het facime, want de nazi's geloofden in de rassenleer

Slide 25 - Tekstslide

Rassenleer
  • Het onjuiste theorie over erschillen tussen "mensenrassen". 
  • De 'joodse ras' was de grootste vijand van het 'Germaanse ras'. 
  • Het 'Germaanse ras' moest worden verbeterd door levensonwaardig en zwak leven te verwijderen (bijv. gehandicapten en homoseksuelen).

Slide 26 - Tekstslide

Antisemitisme
  • Antisemitisme betekent jodenhaat.
  • Hitler was een antisemiet: hij gaf de joden de schuld van de Duitse nederlaag in de WOI.
  • Volgens Hitler waren joden socialisten die arbeiders gebruikten om van hun vaderland te vervreemden. Daarom moest er een nationaal socialisme komen: om de arbeiders van het "joodse" socialisme af te houden. 

Slide 27 - Tekstslide

Levensruimte
  • Hitler wilde meer grond voor het Duits sprekende volk om zich te kunnen voeden en hij wilde dat alle Duitssprekenden "heim ins Reich" kwamen.

  • Dit betekent dat:
  • Polen, Russen en andere 'minderwaardige Slavische volken' moesten worden verdrijft (of vermoord...)

Slide 28 - Tekstslide

Hitler werd rijkskanselier
  • Door de economische crisis groeide de aanhang van de NSDAP.
  • De partij werd de grootste in verkiezingen van juli 1932.
  • De andere partijen wilden niet met de nazi's samenwerken, maar konden ook geen stabiele regering vormen. 
  • President Hindenburg benoemde Hitler op 1933 tot rijkskanselier.   

Slide 29 - Tekstslide

Stelling: "Bestaat nog antisemitisme"

Slide 30 - Tekstslide

Vorige les...
  • Hij werd de leider van de Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij (NSDAP). 
  • Het nationaalsocialisme is antidemocratische, totalitaire, gewelddadige, extreem nationalistische, racistische en antisemitisch politieke beweging. Hitler was de Führer. 
  • De nazi's geloofden in de rassenleer: het onjuiste theorie over verschillen tussen "mensenrassen". 
  • Hitler wilde meer grond voor het Duits sprekende volk om zich te kunnen voeden en hij wilde dat alle Duitssprekenden "heim ins Reich" kwamen.
  • De partij werd de grootste in verkiezingen van juli 1932. De andere partijen wilden niet met de nazi's samenwerken, maar konden ook geen stabiele regering vormen. President Hindenburg benoemde Hitler op 1933 tot rijkskanselier.   

Slide 31 - Tekstslide

Dictatuur in Duitsland

Als rijkskanselier liet Hitler meteen nieuwe verkiezingen komen. 

Slide 32 - Tekstslide

De Reichstagsbrand
27 februari 1933

  • De Nederlandse communist Marinus van der Lubbe steekt de Rijksdaggebouw in de brand. Als protest tegen het nationaalsocialisme.
  • Hitler en de NSDAP gebruiken dit als propaganda: 'Een communistisch complot tegen de Weimarrepubliek.
  • Hitler liet communisten arresteren en verbod de communistische partij, die daardoor niet mee kon doen aan de verkiezingen. 

Slide 33 - Tekstslide

Na de verkiezingen...
  • De NSDAP had 44% van de stemmen. Hierdoor had Hitler geen absolute meerderheid in de Rijksdag.
  • Toch stemde het Rijksdag voor een machtigingswet: Hitler kreeg voor vier jaar alle macht. 
  • Het einde van de democratische Weimarrepubliek en het begin van de dictatuur van nazi-Duitsland. 

Slide 34 - Tekstslide

Gelijkschakeling
Nu Hitler zoveel macht heeft verzameld, is het tijd voor de nazi’s om de samenleving in te richten naar het nazi-ideaal:
  • De bestaande politieke partijen worden verboden. Vanaf midden juli 1933 is Duitsland een éénpartijstaat. 
  • Veel burgerrechten worden afgeschat. 
  • Veel politiek verdachte en Joodse ambtenaren worden ontslagen. 
  • Tegenstanders van het regime (ondermocratische regering) werden gevangengezet in concentratiekampen. 

Hoe kon dit allemaal?
De nazi's wilden met hun maatregelen de hele Duitse bevolking "synchroniseren" in het keurslijf van de NSDAP. Iedere organisatie, van de kleinste niet-politieke hobbyclub tot de grootste deelstaten aan toe, moesten ondergeschikt gemaakt worden aan de NSDAP. 

Slide 35 - Tekstslide

SA (sturmabteilung)
SA (sturmabteilung): het partijleger. 
Burgers werden geïntimideerd (bang gemaakt) door de SA, die joden, socialisten en communisten in elkaar sloegen, om "de orde te herstellen."

 

Slide 36 - Tekstslide

SS
Elitetroepen van Hitler. 
In het begin waren ze lijfwachten, maar later werd de SS verantwoordelijk voor Jodenvernietiging in concentratiekampen.

Vanaf 1940 bekend als Waffen-SS

Slide 37 - Tekstslide

Propaganda
Joseph Goebbels werd minister van propaganda. 

Hij controleerde alle kranten, films en radio.

Slide 38 - Tekstslide

Indoctrinatie
Duitsland wordt een totalitaire samenleving.
Via propaganda en onderwijs moest iedereen overtuigd worden van de ideeën van de Nazi's.
Bijv: de Hitlerjugend (Hitlerjeugd)
  • Jeugdbeweging met jongens- en meisjesafdeling. 
  • "Fysiek gezond individu was belangrijker dan intellectuele zwakkelingen."
  • Ze leerden ook marcheren en met wapens omgaan. 

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Video

Persoonsverheerlijking (uitbundig prijzen van een persoon)
Hitler liet ich als Führer vereren. 

Slide 41 - Tekstslide

Massabijeenkomsten

Slide 42 - Tekstslide

Wat heeft Hitler voor de Duitsers gedaan?
  • Leger uitbreiden
  • Dienstplicht werd ingevoerd
  • Autowegen werden aangelegd
  • Oorlogsindustrie kwam weer op gang: wapens en andere militaire producten werden gemaakt.
  • Duitse banken en ondernemers investeerden weer in het land. 
  • Werkloosheid verdween. 
  • Dit alles maakte Hitler heel populair. 

Slide 43 - Tekstslide

Opdrachten maken en bespreken
Werkboek blz. 42 en 43 opdrachten 6 t/m  9
Zelfstandig en in stilte
20 minuten, daarna bespreken
Eerder klaar? Antwoord de leerdoelen!
timer
20:00

Slide 44 - Tekstslide

Antwoord de leerdoel
3. Hoe werd Duitsland een totalitaire dictatuur?
4. Wat heeft Hitler voor de Duitsers gedaan?

Schrijf een verhaal en gebruik de begrippen: absolute meerderheid, geïntimideerd, regime, oorlogsindustrie. 

Slide 45 - Tekstslide

0

Slide 46 - Video