Les 2 week 36

Freizeit

Onze groep onze afspraken

- Auf dem Tisch: Buch, Heft, Schreibsachen!!! 

- We komen rustig het lokaal binnen.

- Stil zijn als iemand anders aan het woord is!!!

Wie kan een sticker verdienen en waarom?

Lernziele:

- We kennen woorden die met Freizeit te maken hebben. 

- We kunnen zwakke werkwoorden vervoegen, ook met stam op d/t.

Spruch der Woche

Wie weet de vertaling nog?

Weetje Duitsland

Wie weet het weetje van de vorige les nog? 

Nieuw weetje: 

Er zijn zo’n 1.250 brouwerijen in Duitsland

Deutsch in der Klasse

- Hoe laat is het?

- Mag ik het raam dicht maken? 

- ik heb mijn huiswerk niet gemaakt. 

- Ik ben mijn boek vergeten.

-  Mag ik naar het toilet?

- Wanneer krijgen wij de cijfers?

                                                                                        

Sprechen

Kennen we de zinnetjes nog?

- Wie is dat?

- Zij is mijn zus

- Hij is mijn neef

- Heb jij een broer? 

- Ik heb 1 zus. 

- Ik heb geen broers/zussen

- Dat zijn mijn ouders

- Ze zijn erg aardig

Wörter

Regelmatig werkwoord

Hoe vind ik stam? 

Wat komt er achter de stam?

I

D

E

W

i

s

Werkwoorden met stam op d/t

- Heb je al een idee? 

Werkwoorden met d of t op het einde

Aantekening

- Pak jouw schrift voor je. We maken een korte aantekening. Daarna gaan we oefenen. 

LOG IN

Wiederholung: zwakke werkwoord: Welke uitgang hoort bij welk persoonlijk voornaamwoord?

ich

du

er / sie / es

wir

ihr

sie / Sie

st

t

en

t

en

e

Vervoeg het Duitse zwakke werkwoord spielen (= spelen).                                  

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

Denk aan de stam!

spielen

spielen

spielst

spiele

spielt

spielt

Seit wann ... du?

1. reitet
2. reitest

Warum ... er nicht?

1. antwortet
2. antwortest

Tim und Laura ... nicht mehr mit mir.

1. reden
2. redet

( reden )
... du gern über Geld?

( antworten )
Ich ... immer schnell im Chat.

(reiten)
Meine Schwester ... ein braunes Pony.

(finden)
Wie ... du den neuen Supermarkt?

(arbeiten)
Mein Freund ... in einem Kleidergeschäft.

Huiswerk volgende les!

Hausaufgaben :  

Leren: woorden Nederlands -Duits en Duits - Nederlands ( blz 26 )

BB: Maken: nr 10, 11

KGT: Maken 10,11,12

Lernziele Checken

- Wie kan de volgende woorden vertalen? 

de vakantie, paardrijden, moeilijk, saai ,zwemmen, mooi?  Tierheim? 

- Wie kan de zwakke werkwoorden met D of T op het einde vervoegen? 

- Wie krijgt een sticker en waarom?