Startrekenen 1F H8 Verhoudingen deel 1 12 mei

Dit kan ook in een verhoudingstabel geplaatst worden.


Aantal muffins
5
30
Euro
3
18
x 6
x 6
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Dit kan ook in een verhoudingstabel geplaatst worden.


Aantal muffins
5
30
Euro
3
18
x 6
x 6

Slide 1 - Tekstslide

Rekenen
Verhoudingen

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Wat is een verhouding?
  • Rekenen met een verhoudingstabel

Slide 3 - Tekstslide

Startopdracht
Jelle is jarig. Hij trakteert de klas op muffins. Ieder pak kost 3 euro.  Er zitten 30 kinderen in de klas. Reken uit hoeveel Jelle moet betalen. 

Slide 4 - Tekstslide

Jelle is jarig. Hij trakteert de klas op muffins. Ieder pak met 5 muffins kost 3 euro. Er zitten 30 kinderen in de klas. Reken uit hoeveel Jelle moet betalen. 

30 kinderen : 5 muffins = 6 
Hij heeft 6 pakken nodig. 

Ieder pak kost 3 euro
3 euro x 6 pakken = 18 euro

Slide 5 - Tekstslide

  • In 1 doos zitten 12 eieren
    Hoeveel eieren zitten er in 3 dozen?

  • In 2 uur rijd je 180 kilometer
    Hoeveel kilometer rij je per uur?

  • Drie broden kosten €4,50
    Hoeveel kost 1 brood?

Slide 6 - Tekstslide

  • In 1 doos zitten 12 eieren
    Hoeveel eieren zitten er in 3 dozen?

  • In 2 uur rijd je 180 kilometer
    Hoeveel kilometer rij je per uur?

  • Drie broden kosten €4,50
    Hoeveel kost 1 brood?
doos
1
3
eieren
12
36
uur
2
1
km
180
90
brood
3
1
euro
4,50
1,50
x3
:2
:3

Slide 7 - Tekstslide

Op de volgende dia's staan sommen met een verhoudingstabel. Op je computer kun je natuurlijk geen tabel tekenen. Daarom staat in de dia alvast een tabel. De vakken van dit tabel zijn genummerd. Je geeft op de volgende manier antwoord:
Vak 1 = ?
Vak 2 = ?
enzovoorts

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeldsom

Er zitten 30 dozen in 1 doos


De antwoord die jij geeft is....

Vak 1 = 1
Vak 2 = 30


Let erop dat je bij =teken een spatie plaatst. Anders rekent het programma je antwoord fout terwijl je het misschien goed hebt.
Aantal dozen
Vak 1
Aantal boeken
Vak 2

Slide 9 - Tekstslide

Met 1 fles cola kun je 7 glazen zetten.
Aantal flessen
Vak 1
Aantal glazen
Vak 2

Slide 10 - Open vraag

In 4 dozen zitten in totaal 24 glazen.
Aantal dozen
Vak 1
Aantal glazen
Vak 2

Slide 11 - Open vraag

3 pakken melk zijn bij elkaar 4,5 liter.
Aantal pakken
Vak 1
Aantal liters
Vak 2

Slide 12 - Open vraag

Jim verdient €6,50 per uur
Vak 1
Vak 2
Vak 3
Vak 4

Slide 13 - Open vraag

Jan fietst 60 kilometer in 3 uur tijd.
Aantal uren
Vak 1
Aantal kilometer
Vak 2

Slide 14 - Open vraag

Voor 10 oliebollen heb je 200 gram bloem nodig.
Aantal gram
Vak 1
Aantal oliebollen
Vak 2

Slide 15 - Open vraag

Voor 1 wasbeurt gebruik je 2 scheppen wasmiddel.
Aantal scheppen
Vak 1
Aantal wasbeurten
Vak 2

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Video

3 dozen kiwi's kosten 4 euro. Hoeveel kosten 9 dozen?
Aantal dozen
3
9
Aantal euro's
4
?

Slide 18 - Open vraag

2 bioscoopkaartjes kosten 16 euro. Hoeveel kosten 10 kaartje?
Aantal kaarten
2
10
Aantal euro's
16
?

Slide 19 - Open vraag

Er zitten 30 koekjes in 2 pakken. Hoeveel koekjes zitten er in 8 pakken?
Aantal koekjes
30
Aantal pakken
2
8?

Slide 20 - Open vraag

8 tubes tandpasta kosten 6 euro. Hoeveel kosten 2 tubes?

Slide 21 - Open vraag

6 meter stof kost 36 euro. Hoeveel kost 2 meter stof?

Slide 22 - Open vraag

1 liter melk is genoeg voor 16 pannenkoeken.Hoeveel liter heb je nodig voor 8?

Slide 23 - Open vraag

Pieter rent 12 rondjes in 48 minuten. Hoeveel rondjes rent hij in 8 minuten?

Slide 24 - Open vraag

15 concertkaartjes kosten samen 225 euro. Hoeveel kosten 3 kaartjes?

Slide 25 - Open vraag

Je koopt 3 flessen shampoo voor 6 euro. Hoeveel kosten 5 flessen?

Slide 26 - Open vraag

Lees het artikel.
Hoeveel kilometer zwom Evi per uur?

Slide 27 - Open vraag

Een bedrijf bestelt 8 lampen voor 120 euro. Het bedrijf wil nog 5 lampen bestellen. Hoeveel moeten ze bijbetalen?

Slide 28 - Open vraag

Petri heeft een kat. De kat eet in 4 weken tijd 24 zakjes kattenvoer. Petri gaat 3 weken op vakantie. Haar buurvrouw geeft de kat te eten. Hoeveel zakken moet Petri klaarleggen voor de buurvrouw?

Slide 29 - Open vraag

Marieke rijdt 60 kilometer. Haar auto verbruikt daarbij 4 liter benzine.
Hoeveel kilometer kan de auto met een tank van 50 liter rijden?

Slide 30 - Open vraag