NT2 DVL Periode 1

Periode 1
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Periode 1

Slide 1 - Tekstslide

DVL
Woordenlijst en vaktermen 

Slide 2 - Tekstslide

  1. Bewijsstuk
  2. Aandoeningen
  3. ADL
  4. Competentie
  5. Assertiviteit
  6. Beperking
  7. Evalueren
  8. Bloeddruk
  9. Decubitus
Welke woorden ken je al en kan je uitleggen?

Slide 3 - Tekstslide

Bewijsstuk
Iets waaruit blijkt dat je iets hebt geleerd of gedaan. 

Slide 4 - Tekstslide

Bewijsstuk
Wat voor soorten bewijsstukken kan je inleveren of gebruiken op school?

Slide 5 - Tekstslide

Aandoeningen
Afwijkingen of verstoringen in het lichaam of mentaal, wat kan leiden tot ziekte. 

Slide 6 - Tekstslide

Aandoeningen
Welke aandoeningen kan je allemaal hebben?
Geef 4 voorbeelden.

Slide 7 - Tekstslide

ADL
Algemene dagelijkse levensverrichtingen zijn de handelingen die mensen dagelijks in het gewone leven verrichten. 

Slide 8 - Tekstslide

ADL
Geef voorbeelden van Algemene dagelijkse levensverrichtingen.
Noem er 5.

Slide 9 - Tekstslide

Competentie
Een competentie is:
👉 iets wat je kunt (vaardigheid),
👉 iets wat je weet (kennis),
👉 en hoe je je gedraagt (houding).

Met andere woorden:
Een competentie is wat jij in de praktijk laat zien dat je kunt!

Slide 10 - Tekstslide

Competentie
Wat is jouw competentie?

Slide 11 - Tekstslide

Assertiviteit 
Assertiviteit betekent:
👉 jezelf durven uitspreken,
👉 zeggen wat je denkt of voelt,
👉 op een rustige en respectvolle manier.

Je zegt ja als je iets wilt.
Je zegt nee als je iets niet wilt.

Slide 12 - Tekstslide

Beperking
Een beperking betekent dat iets niet (helemaal) lukt
omdat je een probleem hebt met je lichaam of je hoofd (je denken).

Een beperking kan lichamelijk zijn of mentaal.


Slide 13 - Tekstslide

Evalueren
Evalueren betekent:
nadenken over hoe iets is gegaan en zeggen wat goed of niet goed was.

Slide 14 - Tekstslide

Evalueren

Slide 15 - Tekstslide

Bloeddruk
Bloeddruk is de druk van het bloed in je bloedvaten.
Je hart pompt het bloed rond in je lichaam.
Bij elke hartslag wordt bloed met kracht door de bloedvaten gepompt.
Dat noemen we bloeddruk.

Slide 16 - Tekstslide

Decubitus
Hoe ontstaat decubitus?

 
Decubitus treedt op bij mensen die langdurig bedlegerig (liggen op bed) zijn of langdurig in dezelfde houding in een rolstoel zitten. Normaal gesproken gaat iemand regelmatig verliggen en beweegt het lichaam om schade door druk op één plek tegen te gaan

Slide 17 - Tekstslide

Wat betekent 'ADL'?
A
Actieve dagelijkse levensstijl
B
Activiteiten van het dagelijks leven
C
Algemene dagelijkse lasten
D
Artsen zijn dagelijks leven

Slide 18 - Quizvraag

Wat is 'decubitus'?
A
Doorligwonden door langdurig liggen
B
Ziekte door slechte voeding
C
Kanker door blootstelling aan zon
D
Huidziekte door allergieën

Slide 19 - Quizvraag

Wat houdt 'competentie' in?
A
Het vermogen om te falen
B
De kans op succes
C
Een soort medische aandoening
D
Vaardigheid om taken uit te voeren

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een 'beperking'?
A
Een juridische zaak
B
Een financieel probleem
C
Een beperking in mogelijkheden of functies
D
Een soort van ziekte

Slide 21 - Quizvraag

Wat betekent 'assertiviteit'?
A
Zichzelf verwaarlozen in gesprekken
B
Voor jezelf opkomen op een respectvolle manier
C
Agressief gedrag tonen
D
Passief blijven in situaties

Slide 22 - Quizvraag

Bewijsstuk
Wat is geen bewijsstuk?

  1. Foto van jou tijdens het werk of een opdracht
  2. Werkblad / formulier dat je hebt ingevuld
  3. Verslag dat je hebt geschreven
  4. Beoordeling van je stagebegeleider of docent
  5. Video waarin je iets laat zien of uitlegt
  6. Presentatie die je hebt gegeven
  7. Een mondelinge uitleg 

Slide 23 - Tekstslide

Bloeddruk
🩺 Bloeddruk meten

🔍 Wat heb je nodig?
Een bloeddrukmeter
Een manchet (band om de arm)


Slide 24 - Tekstslide

✅ Stap 1 – Voorbereiden
Laat de persoon zitten
Arm moet ontspannen zijn, op tafel
Geen strakke kleding rond de arm
Laat de persoon 5 minuten rusten

✅ Stap 2 – Manchet omdoen
Doe de manchet om de bovenarm
Zorg dat de band goed strak zit (niet te los, niet te strak)
Pijltje of slangetje wijst naar beneden, bij de elleboog
✅ Stap 3 – Meten
Zet de bloeddrukmeter aan
De manchet pompt zichzelf op (je voelt druk)
Na een paar seconden zie je 2 getallen op het scherm

📊 Stap 4 – Resultaat lezen
Bijvoorbeeld:
120 / 80 mmHg
120 = bovendruk (systole)
80 = onderdruk (diastole)

🧠 Wat is normaal?
Normaal: tussen 100/60 en 140/90 mmHg

Slide 25 - Tekstslide


Bewijsstuk
Aandoeningen
ADL
Competentie
Assertiviteit
Beperking
Evalueren
Bloeddruk
Decubitus










Evaluatie-evalueren
Welke woorden heb je nieuw geleerd?
Welke blijven lastig en ga je noteren in jouw woordenboek?

Slide 26 - Tekstslide