Woordenschat H1 les 1

Lesplanning
* 10 min. lezen in je leesboek
* schrijfdossier bespreken
* theorie en oefeningen woordenschat

timer
10:00
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Lesplanning
* 10 min. lezen in je leesboek
* schrijfdossier bespreken
* theorie en oefeningen woordenschat

timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Zo meen ik dat ook jij bent  
 
zoals de koelte 's nachts langs lelies  
en langs rozen  
als wit koraal en parels diep in zee  
zoals wat schoon is rustig schuilt  
maar straalt wanneer ik schouwen wil  
zo meen ik dat ook jij bent  
als melk  
als leem  
en 't bleke rood van vaal gesteent  
of porselein  
zoals wat ver is en gering  
en lang vergeten voor het oud is  
zoals een waskaars en een koekoek  
en een oud boek en een glimlach  
en wat onverwacht en zacht is en het eerste  
en wat schuchter en verlangend en vrijgevig  
gaaf maar broos is  
zo meen ik dat ook jij bent  
Jan HanloZo meen ik dat ook jij bent – Jan Hanlo
Zo meen ik dat ook jij bent  
 
zoals de koelte 's nachts langs lelies  
en langs rozen  
als wit koraal en parels diep in zee  
zoals wat schoon is rustig schuilt  
maar straalt wanneer ik schouwen wil  
zo meen ik dat ook jij bent  
als melk  
als leem  
en 't bleke rood van vaal gesteent  
of porselein  
zoals wat ver is en gering  
en lang vergeten voor het oud is  
zoals een waskaars en een koekoek  
en een oud boek en een glimlach  
en wat onverwacht en zacht is en het eerste  
en wat schuchter en verlangend en vrijgevig  
gaaf maar broos is  
zo meen ik dat ook jij bent  
                                                                                                                             Jan Hanlo

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze lessenserie kun je: 
  • vergelijkingen herkennen en benoemen.
  • metaforen herkennen en benoemen.
  • personificaties herkennen en benoemen.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een vergelijking?

Slide 4 - Woordweb

Vergelijkingen
In een vergelijking staan twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken: 
                         het object (o)               en             het beeld (b)

Joris en Erick (de objecten) lijken op elkaar als twee druppels water (beeld)

Tussen object en beeld is een overeenkomst: ‘gaat heel snel’. Er staat een verbindingswoord tussen object en beeld: als. 
Andere verbindingswoorden zijn: zo … als, lijkt wel, is net, een … van een …. 


Slide 5 - Tekstslide

Nog een paar voorbeelden van vergelijkingen:   
- Die man lijkt wel een beer!

- Lachen als een boer die kiespijn heeft. 

- Hij ging er als een haas vandoor. 

Slide 6 - Tekstslide

– Je kamer lijkt wel een slagveld.   

– Wat een schat van een kind hebben jullie toch!  

- De zon schijnt alsof we in Frankrijk op vakantie zijn.

Slide 7 - Tekstslide

Metafoor: het object weglaten en vervangen door het beeld. Zoek zelf de betekenis van het beeld:
  • Niemand wil vriendin zijn met zo’n heks (b). =  
  • We staan op de drempel ( b) van een nieuwe tijd.
  • Je (o) bent een rund (b) als je met vuurwerk stunt.

Werkwoorden kunnen een metafoor zijn:   
  • – Veronique vliegt (b) door die spannende boeken.


heel onaardig meisje (o). 
aan het begin (o).  
een stommeling (o)   
leest heel snel (o)

Slide 8 - Tekstslide

Spreekwoorden en uitdrukkingen
Spreekwoorden en uitdrukkingen zijn vaak metaforen:    
– Kleine potjes hebben grote oren (b). =  

– Appels met peren vergelijken (b)
Kinderen horen alles (o).  
een overeenkomst zoeken tussen twee zaken die niet met elkaar te vergelijken zijn (o).   

Slide 9 - Tekstslide

Personificatie
Met een personificatie stel je een levenloos ding voor als levend persoon:    

  • Het schip danste op de golven. 
Het schip (danste) = personificatie.  
  •  De golven aaien de zwemmers. 
  •  De bergen krijsen hoe hoog ze zijn. 
  •  De wind fluistert zacht jouw naam. 
  •  De peer lustte wel een appeltje. 

Slide 10 - Tekstslide

Iedereen gebruikt metaforen, ook in de politiek! Luister naar Lubach en schrijf minimaal 5 metaforen op.

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag!

Maak opdracht 1 en opdracht 2 (H1 woordenschat).
timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 1 
1  
a zo arm als een kerkrat 
b zo doof als een kwartel 
c zo dronken als een tor 
d zo fris als een hoentje 
e zo glad als een aal 
f zo koppig als een ezel 
g zo moe als een hond 
h zo trots als een pauw 


2   
zo rood als een kreeft  
zo mak als een lammetje  
zo blind als een mol  
zo sterk als een paard  
zo dood als een pier  
zo vies als een varken; zo dom als het achtereind van een varken  
zo vrij als een vogel (in de lucht)  
zo bang als een wezel 

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht
Maak opdracht
3 en 4

H1 woordenschat

Slide 14 - Tekstslide

Welke uitdrukking past in de zin?
Bij de NS komen veel klachten binnen van mensen die […] in de trein moeten staan
A
zo klaar als een knipmes
B
als haringen in een ton
C
net een spraakwaterval
D
zo klaar als een klontje

Slide 15 - Quizvraag

Zwijgen als ....

Slide 16 - Open vraag

Geef de betekenis van
'leven als een god in Frankrijk'

Slide 17 - Open vraag

vergelijking
metafoor
personificatie
De boekenwurm zat de hele vakantie met haar neus in de boeken. 
Hij lacht als een boer met kiespijn 
 Toen we op de alpenweide lagen, hoorden we in de verte een beekje murmelen

Slide 18 - Sleepvraag

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 19 - Open vraag

Ik kan vergelijkingen, metaforen en personificaties herkennen en benoemen.
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
010

Slide 20 - Poll

Hoe vind je zelf dat je gewerkt hebt?
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll