Examentraining 2 A nummer 4

Je hebt je leerling koppelen, schakelen en wegrijden reeds aangeleerd. Welke locatie kies je om de volgende les met de leerling te oefenen?
A
Een weg met een rijbaan, links een geparkeerde auto en rechts op het trottoir een aantal kliko's.
B
Een rijbaan met een bocht naar rechts met een drempel en piano tekens.
C
Een lange rechte weg met een auto in de verte. Een gebiedsontsluitingsweg.
1 / 59
volgende
Slide 1: Quizvraag
RijopleidingBeroepsopleiding

In deze les zitten 59 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Je hebt je leerling koppelen, schakelen en wegrijden reeds aangeleerd. Welke locatie kies je om de volgende les met de leerling te oefenen?
A
Een weg met een rijbaan, links een geparkeerde auto en rechts op het trottoir een aantal kliko's.
B
Een rijbaan met een bocht naar rechts met een drempel en piano tekens.
C
Een lange rechte weg met een auto in de verte. Een gebiedsontsluitingsweg.

Slide 1 - Quizvraag

Je hebt met de leerling voertuigbediening geoefend op een gesloten industrieterrein.
Wat gaat de volgende les zijn?
A
De leerling kan aan het einde van de les 1 maal met minder hulp dit onderdeel uitvoeren.
B
De leerling kan aan het einde van de les 1 maal zelfstandig dit onderdeel in een rustige omgeving uitvoeren.
C
De leerling kan aan het einde van de les met steun van jouw op een industrieterrein dit onderdeel uitvoeren.

Slide 2 - Quizvraag

De leerling bevindt zich in de fase van EVS. je gaat met de leerling achteruit vak parkeren oefenen. welk van is in deze situatie het meest geschikt
A
Tussen 2 auto's.
B
Naast een auto.
C
In een vak, waarbij rechts en links geen geparkeerde auto's staan..

Slide 3 - Quizvraag

je ziet een foto van een rotonde. Tijdens de lesvoorbereiding wil je deze rotonde met de leerling voor het eerst gaan oefenen. Wat ga je de leerling aanleren.
A
Voorrang verlenen.
B
Stuurtechniek.
C
Scannen..

Slide 4 - Quizvraag

Je ziet op de foto 3 tal rotondes kort voor elkaar. Wat ge je de leerling aanleren.
A
Scannen.
B
Op en terugschakelen.
C
Snelheidsregulatie..

Slide 5 - Quizvraag

Hoe lang moet de leerling tijdens het CBR examen rijden,
A
Ten minste 55 minuten.
B
Ten minste 35 minuten.
C
Ten minste 25 minuten.

Slide 6 - Quizvraag

Hoe kan je een negatieve faalangstige leerling tegemoet komen.
A
Element instructie toe te passen.
B
Integraal instructie toe te passen.
C
Zodanig te motiveren dat zijn of haar zelfvertrouwen toeneemt.

Slide 7 - Quizvraag

Je wilt een leerling achteruit file parkeren en weer wegrijden aanleren. Welke van de onderstaande deelhandelingen zijn voor de leerling nieuw.
A
Het moment van insturen en het kijken voor de neus uitzwaai.
B
Het moment van terugsturen tijdens het achteruit rijden en weer wegrijden.
C
Het moment van insturen en terugsturen.

Slide 8 - Quizvraag

Een koppige en gevorderde leerling maakt steeds weer fouten bij het in- en uitstappen. Hoe ga je om deze situatie.
A
Je laat je leerling de belangrijkstappen en kritieke punten opnoemen.
B
Je kiest argumenten en vraagt naar oplossingen in deze situaties.
C
Je laat de auto zodanig parkeren naast een lantaarnpaal, dat de leerling het niet ziet..

Slide 9 - Quizvraag

Waarmee houdt de rijinstructeur onder andere rekening mee tijdens de procesevaluatie.
A
Met de leerresultaat van de leerling.
B
Met de leerstijl van de leerling.
C
Met de leerling kenmerken.

Slide 10 - Quizvraag

Wat zijn variabele leerling kenmerken.
A
Motivatie, leertempo en leerstijl.
B
Referentiekader, lichamelijk gesteldheid en attitude.
C
Werkhouding, studievaardigheid en faalangst..

Slide 11 - Quizvraag

Tijdens het autorijden gedraagt een leerling slordig. hoe kan je het beste in deze situatie handelen.
A
Consequenties van zijn gedrag laten inzien en belonen waar het nodig is ..
B
Het gedrag negeren door geen aandacht aan te besteden.
C
Huiswerkopdracht mee te geven om na te denken over zijn rijstijl.

Slide 12 - Quizvraag

Je wilt dat de leerling de BS en KP vertelt en kijken laat je aan de leerling over. In welke stap van de mentorfase bevindt deze les.
A
DMMM.
B
DOMA.
C
DZA..

Slide 13 - Quizvraag

Je gaat met de leerling wegrijden en stoppen oefenen. Het betreft een beginnende leerling. Welke opdracht is juist.
A
Stopt achter de geparkeerde blauwe auto.
B
Stopt op een veilige plek langs de rijbaan..
C
Stopt thv de eerst volgende lantaarnpaal.

Slide 14 - Quizvraag

Je bent een les aan het voorbereiden voor de volgende dag. Je weet dat het flink gaat regenen. Wat ga je doen deze situatie
A
Bepaalde routes verwijden.
B
bepaalde routes verwijden aan de hand van leerling kenmerken..
C
Alle lessen afzeggen.

Slide 15 - Quizvraag

De rijinstructeur heeft tussen de lessen door ruimte ingepland om administratieve werkzaamheden te doen. wat wilt hij hiermee bereiken.
A
Dat er minder lestijd verloren gaat voor de leerling.
B
Dat er meer effectieve lestijd is voor de leerling.
C
Dat er geen lestijd verloren gaat voor de leerling..

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het nadeel van gesloten vragen ten opzichte van open vragen.
A
Inzicht van de leerling kan je niet goed controleren.
B
Het antwoord is niet objectief te meten.
C
Je kan minder leerstof toetsen.

Slide 17 - Quizvraag

Je ziet een volledig kruispunt. je ziet dat het kruisingsvlak is verhoogd. Je ziet namelijk een plateau. Voorts zie je pianotekens. Jij komt aanrijden en van rechts komt een auto die rechtdoor wilt rijden. Tegemoet komt ook een auto en die wilt links afslaan. Voor wie is deze verkeerssituatie het meest geschikt
A
Leerling in de fase van EVS..
B
Leerling in de fase van CVS.
C
Leerling in de fase van zelfstandig rijden.

Slide 18 - Quizvraag

Je gaat met een beginnende leerling inhalen van fietsers oefenen. Welke situatie is het meest geschikt.
A
Rijbaan zonder F-strook met op enige afstand 3 fietsers naast elkaar en een tegemoet komende auto..
B
Rijbaan met een F-strook (doorgetrokken streep) met op enige afstand 1 fietser op die strook.
C
Rijbaan met een F-strook (doorgetrokken streep) met op enige afstand 2 fietsers op die strook en naast elkaar reden.

Slide 19 - Quizvraag

Je gaat de leerling volgafstand aanleren. Welke situatie is het meest geschikt.
A
Auto(snel)weg met aan de rechterzijde een invoegstrook maar geen auto's.
B
Auto(snel)weg met 1 auto in de verte.
C
Auto(snel)weg met gescheiden rijbanen. Elk rijbaan met 2 rijstoken. Rechter rijbaan met 3 auto in de verte en linker rijbaan met 2 auto's die tegemoet kwamen..

Slide 20 - Quizvraag

Je ziet een rijbaan met aan de rechterzijde vakken om file te parkeren. Voor je zie je dat grijze Mercedes geparkeerd staat in een vak. je ziet 2 lege vakken. Vlak voor het zogenaamde eerst vak is in het midden een lantaarnpaal aanwezig met een stoeprand. Je bent in een lesauto. Het betreft een rode fiat. Met welke leerling ga je hier vooruit fileparkeren.
A
Leerling in de fase van EVS..
B
Leerling in de fase van CVS.
C
Leerling in de fase van zelfstandig rijden.

Slide 21 - Quizvraag

Je hebt te maken met een leerling die snel geïrriteerd raakt tijdens het rijden als anderen een fout maken. Hoe ga je om in deze situatie.
A
Zijn gedrag negeren.
B
Zijn gedrag einde les bespreken.
C
Leerling aanspreken en vragen om zich te verplaatsen in die andere bestuurder..

Slide 22 - Quizvraag

Leerling is in het bezit van een motorrijbewijs. Hoe moet je deze leerling lessen.
A
Lange stukken rijden en weinig deelhandelingen oefenen.
B
Veel deelhandelingen oefenen en weinig lange stukken rijden..
C
Deelhandelingen oefenen en rijden moet evenredig zijn.

Slide 23 - Quizvraag

Je hebt een leerling die half geautomatiseerd is. Je rijdt met de leerling in een drukke straat. Je ziet dat de leerling stress heeft. Hoe ga je om in deze situatie.
A
Je blijft zoveel mogelijk in die drukke straat oefenen.
B
Je stelt de leerling gerust en blijft in die straat oefenen.
C
Je rijdt naar een rustige omgeving en laat de leerling aldaar rijden..

Slide 24 - Quizvraag

U plant een verkeersituatie over het oversteken van kruispunten van gelijke orde in een 30 km zone. Voor welke LL is deze situatie het meest geschikt?
A
Voor LL aan het einde van de fase eenvoudige verkeerssituatie.
B
Voor LL die nog nooit hebben gedaan.
C
Voor alle soorten LL.

Slide 25 - Quizvraag

U houdt er tijdens de lesvoorbereiding rekening mee dat bij de LL de vorige les aansluit bij de huidige. Wat kunt u in dat geval het beste doen?
A
Beginnen met het nieuwe onderwerp omdat dit aansluit bij de vorige les.
B
Onder uw begeleiding de LL zelf laten ontdekken wat nog niet voldoende is.
C
De LL vertellen wat hij nog niet beheerst en dat dan gaan oefenen.

Slide 26 - Quizvraag

Uit de intest kwam dat de LL uw aanwijzingen vlot oppakt, maar dat hij weinig gevoel heeft voor de voertuigbeheersing. Wat voor moet dit hebben voor uw instructie?
A
U laat de leerling zo veel mogelijk oefenen.
B
U lengt de nadruk op uw uitleg.
C
Demonstreert de handelingen ten minste twee keer.

Slide 27 - Quizvraag

U bereidt de uitlig van een les voor. U gaat in die uitleg aandacht besteden aan foutgedragingen. Wat wilt u hiermee bereiken?
A
U wilt de LL geruststellen dat het normaal is tijdens de les fouten te maken.
B
U wilt dat de LL leert fouten te herkennen en oplossingen kan bedenken.
C
U wilt de LL motiveren om zo min mogelijk fouten te maken.

Slide 28 - Quizvraag

De instructeur wilt een LL het bocht achteruitrijden aanleren. Hij controleert eerst of de LL recht achteruit kan rijden. Wat controleert hij dan?
A
De vorige les.
B
Het gewenste begingedrag
C
Het feitelijke begingedrag.

Slide 29 - Quizvraag

De instructeur schrijft in zijn lesplan het volgende doel. De leerling weet hoe hij veilig moet keren. Wat is het meest waarschijnlijke gevolg van deze formulering?
A
De instructeur kan in de praktijkles niet doelgericht meten.
B
De LL weet wat er van hem wordt verwacht.
C
Er ontstaat geen stress door het ontbreken van tijdslimiet.

Slide 30 - Quizvraag

U bereidt de les rechts afslaan voor. Welke doelstelling past het beste bij een langzaam lerend LL?
A
De LL kan aan het einde van de les met nog beperkte hulp van instructeur veilig recht afslaan op kruispunt in een verkeersluw gebied
B
De LL kan aan het einde van de les zelfstandig op een veilige, soepele en vlotte wijze rechts afslaan in een gebied met normale verkeersdrukte.
C
De LL kan het einde van de les zelfstandig en veilig afslaan in recht gelegen inritten.

Slide 31 - Quizvraag

U wilt uw LL alleen aanwijzingen geven over zijn kijkgedrag. Welke stap van de mentorfase wordt dit uitgevoerd?
A
DOA
B
DOMA
C
DMMM

Slide 32 - Quizvraag

Hieronder staan drie oefeningen in het waarnemen voor een beginnende LL. Welke oefening kunt u het beste als eerst doen?
A
U laat de LL in zich zelf tot 6 tellen en daarna vertellen wat hij in de binnenspiegels ziet.
B
U laat de LL voor het afslaan noemen met welke weggebruikers hij daar rekening moet houden.
C
U laat de LL aangeven wanneer hij een bocht ziet..

Slide 33 - Quizvraag

Voor welke LL is een situatie met een flauwe helling geschikt.
A
Voor een LL in de eindfase van de rijopleiding.
B
Voor een LL die dit nog nooit heeft gedaan..
C
Voor alle soorten LL.

Slide 34 - Quizvraag

U hebt een nerveuze LL waarmee u al op een parkeerterrein de stuurmethode hebt geoefend. Wat is hierna een passende oefensituatie voor het sturen bij de leerling?
A
Het berijden van mini rotonde.
B
Rijden over een bochtige weg..
C
Afslaan in een woonwijk.

Slide 35 - Quizvraag

U gaat met uw LL het afslaan naar rechts behandelen. U heeft te maken met een langzaam lerende leerling. U wilt hiermee in de les rekening houden. Hoe kunt u dat het beste doen?
A
U biedt de leerstof in kleine stappen aan.
B
U besteedt veel aandacht aan de mentorfase.
C
U demonstreert de les vaker dan gemiddeld.

Slide 36 - Quizvraag

Voor een intrinsiek gemotiveerde LL bereidt u een les voor. De LL kan zelfstandig afslaan op verschillende soorten kruispunten. Hoe kunt u hem het beste vlak voor afsluiting van de les alvast motiveren, voor het rechts afslaan op een rotonde?
A
U stelt de LL een paar vragen over het rechts afslaan op een rotonde.
B
U laat de LL met wat steun van u, een keer rechts afslaan op een drukke rotonde.
C
U oefent met hem nog een keer extra het rechts afslaan op een voorrangskruispunt.

Slide 37 - Quizvraag

Tijdens de theorieles wil de rijinstructeur een complexe verkeerssituaties uitleggen. Welke didactische werkvorm is hier het meest geschikt?
A
Groepsgesprek.
B
Groepsdiscussie.
C
Casestudy..

Slide 38 - Quizvraag

De leerling bevindt zich in de fase van EVS. Je wilt met de leerling achteruit parkeren oefenen. Welke situatie is het meest geschikt voor de leerling. Een foto van een ongeveer 8 a 9 vakken aan de rechterzijde van de rijbaan. Op de foto een rode fiat 500 die wilt parkeren. Begin van een boog met struiken. Hierna de vakken. In van 5 staat een auto. In vak 7 of 8 staat ook een auto. Na van 7 of 8 een vak vrij en meteen daarna een verhoging met struiken.
A
Vak 2 vanaf de struiken met rechts en links geen auto..
B
Vak 6 naast een auto
C
Laatste vak (dus tussen en auto en het verhoogde gedeelte).

Slide 39 - Quizvraag

U bent aan het lessen met een hoog gemotiveerde leerling. U gaat afslaan met kruispunten oefenen met deze leerling. Welke kruispunt is het meest geschikt voor deze leerling.
A
Een T- aansluiting met een vrijliggend fiestpad.
B
Een volledig kruispunt (geen fietspaden) met een plateau met pianotekens.
C
Een volledig kruispunt ( geen fietspaden). Mogelijk bibeko.

Slide 40 - Quizvraag

Foto met aan de rechterzijde een aantal vakken voor fileparkeren. In een vak staat een personenauto merk Mercedes. Achter deze Mercedes zijn 2 vakken vrij. Voor deze vakken staat een verhoging met een lantaarnpaal. Je wilt in deze wijk (30 km zone) parkeren. Welke leerling laat je hier file vooruit parkeren uitvoeren.
A
Leerling in de fase van EVS..
B
Leerling in de fase van CVS.
C
Leerling in de fase van zelfstandig rijden.

Slide 41 - Quizvraag

Je rijdt met een leerling op de invoegstrook van een autosnelweg. Je ziet dat op de autosnelweg sprake is ven file. Waar moet de leerling rekening met houden in deze situatie.
A
Ruimte kussen..
B
Veiligheidsmarge in acht nemen.
C
Volgafstand.

Slide 42 - Quizvraag

De leerling bevindt zich in de fase van EVS. Je wilt met de leerling achteruit parkeren oefenen. Welke situatie is het meest geschikt voor de leerling. 3 foto's met ongeveer 10 vakken aan de rechterzijde van de rijbaan. Foto 1. Totaal geen geparkeerde auto met een onduidelijke pijl die wijst naar een lege vak. Foto 2. Een geparkeerde auto met een pijl naast deze auto. Foto 3. 2 Parkeerde auto, waarbij de mogelijkheid is om tussen deze auto te parkeren met een pij.
A
Foto 1..
B
Foto 2.
C
Foto 3.

Slide 43 - Quizvraag

Je gaat met een leerling die zich in de fase van CVS bevindt, autosnelweg oefenen. Foto 1. Een rijbaan met een taperoplossing. Beide zijde is dit bord geplaats. Foto 2. Een combi rijstrook met een auto in de verte op de linkerrijstrook van de doorgaande rijbaan. Foto 3. Een autosnelweg met 2 rijbanen. Elk rijbaan heeft 2 rijstroken. Je rijdt op de rechterrijstrook. tegemoet zie je een aantal auto's. Welke foto is het meest geschikt voor deze leerling.
A
Foto 1.
B
Foto 2.
C
Foto 3.

Slide 44 - Quizvraag

Je ziet een vrij smalle rijbaan. Links zie bomen en rechts zie je een weiland. Voorts zie je een scherpe bocht naar links. Beide zijde zijn rood gemarkeerde fietsstroken aanwezig. Wat kan je hier het beste oefenen met je leerling.
A
Stuurtechniek.
B
Inhalen.
C
Positie.

Slide 45 - Quizvraag

Je gaat met de leerling voor de 1e keer kruispunten oefenen. Welk kruispunt in het meest geschikt. 1. Een volledig kruispunt, waarbij het kruisingvlak verhoogd en middels pianotekens was aangegeven en vlak na het kruispunt aaneengesloten woningen. 2. Een volledig kruispunt. Voor het kruispunt links en rechts struiken en bomen. Vlak na het kruispunt aaneengesloten woningen. 3. Een volledig kruispunt. Voor het kruispunt rechts bomen en links hoge heggen. Vlak na het kruispunt aan de linkerzijde hoge heggen.
A
Foto 1.
B
Foto 2.
C
Foto 3.

Slide 46 - Quizvraag

De leerling bevindt zich in de eindfase van CVS. Je gaat met de leerling kruispunten uitdiepen. Welk kruispunt is het meest geschikt voor de leerling. Foto 1. Een volledig kruispunt met een plateau met pianotekens met een auto van links die rechtdoor rijdt. Een auto die tegemoet komt en links af wilt. Kruispunt is geregeld met B-borden. Vrijliggend fietspad. Lesauto moet dus fietsers en bestuurders zowel links als rechts op de rijbaan voorrang verlenen. Foto 2. Volledig kruispunt( geen verkeer) Foto 3. Een volledig kruispunt geregeld met verkeerslichten met verschillende rijstroken.
A
Foto 1.
B
Foto 2.
C
Foto 3.

Slide 47 - Quizvraag

Foto van een kruispunt met een ronde verhoogde plateau. kruispunt is geregeld met haaientanden. Wat ga je als eerst met een beginnende leerling hier oefenen.
A
Voor laten gaan/ voorrang verlenen.
B
scannen..
C
Stuurtechniek.

Slide 48 - Quizvraag

De leerling heeft weinig zelfvertrouwen. Hij vraagt constant hoe hij rijdt. Wat voor eigenschap heeft deze leerling.
A
Leerling die snel is gestrest.
B
Leerling die introvert is.
C
Leerling die faalangst heeft..

Slide 49 - Quizvraag

Hoe kunt u toetsen of de leerling de doelstelling heeft gehaald.
A
Door een proces evaluatie te houden.
B
Door het aangeleerde de leerling te laten uitvoeren..
C
Door vragen te stellen over het aangeleerde.

Slide 50 - Quizvraag

Welke leerling moet de rijinstructeur motiveren door middel van veel feedback te geven.
A
Een extern sturend leerling .
B
Een onhandige leerling.
C
Een faalangstige leerling.

Slide 51 - Quizvraag

Hoe kan je een negatief faalangstige leerling motiveren.
A
Door complimenten te geven.
B
Door veel feedback te geven.
C
Door veel hints te geven.

Slide 52 - Quizvraag

Welke fase bevindt zich voor de evaluatiefase.
A
Mentorfase.
B
Demonstratiefase.
C
Interactiefase..

Slide 53 - Quizvraag

Welke didactische vaardigheid moet u toepassen als de leerling zich in de eindfase van CVS bevindt.
A
HODM.
B
Coachen.
C
Totaal instructie.

Slide 54 - Quizvraag

U wilt in het vervolg met uw leerling in plaats van achteruit fileparkeren, keren door middel van steken oefenen. Waar moet u deze wijziging aanpassen.
A
Leerplan.
B
Leergang..
C
Lesplan.

Slide 55 - Quizvraag

Een leerling heeft in een les geoefend met rijstrook wisselen en zijdelings verplaatsen. Aan het einde van de les zegt de rijinstructeur dat was weer een prima les. Vervolgens maakt hij afspraken voor de volgende les. Wat is het meest waarschijnlijke gevolg van deze aanpak voor de leerling.
A
Het is zo duidelijke dat de les goed is verlopen.
B
Het is onvoldoende duidelijk wat de leerling heeft geleerd..
C
Het is zo duidelijk dat hij het rijstrook wisselen en zijdelings verplaatsen heeft afgerond.

Slide 56 - Quizvraag

Wat is het doel van het geven van feedback?
A
Leerling aangeven hoever hij met de opleiding is.
B
De instructeur inzicht geven in het resultaat van de leerling
C
Gewenste resultaat versterken en ongewenste resultaten afzwakken.

Slide 57 - Quizvraag

Wanneer geeft de instructeur uitleg?
A
Voor de demonstratiefase..
B
Na de demonstratiefase.
C
Voordat hij de lesdoel bekend maakt.

Slide 58 - Quizvraag

Je wilt de rijtaak berijden van kruispunten gaan uitleggen in deelstappen. Je wilt ook waarschuwen waar het meest fout kan gaan bij het berijden van kruispunten. Wanneer kan je dat het beste doen?
A
Voor de uitleg van de deelstappen. Dan kan je positief afsluiten voor de rijtaak berijden van kruispunten.
B
Na de uitleg van deelstappen dan krijgt de leerling een beeld van het berijden van kruispunten.
C
Tijdens de uitleg van de deelstappen dan weet de leerling gelijk wat er fout kan gaan.

Slide 59 - Quizvraag