2VWO 14-4-2020

D2D Frans 14-04-2020
1. Bonjour! Comment ça va? Tout le monde va bien?
2. Microfoon uit behalve als je het woord krijgt.
3. Vragen tussendoor?  Stel ze in de chatfunctie!  Reageer!
4. Vragen over de weektaak? Grammaire I
5. Herhalen grammaire I
6. Oefeningen in quizvorm grammaire I
7. Vocabulaire F it's learning
8. Probeer je aan een structuur te houden: di 3e uur, wo 2e uur en do 4e uur
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

D2D Frans 14-04-2020
1. Bonjour! Comment ça va? Tout le monde va bien?
2. Microfoon uit behalve als je het woord krijgt.
3. Vragen tussendoor?  Stel ze in de chatfunctie!  Reageer!
4. Vragen over de weektaak? Grammaire I
5. Herhalen grammaire I
6. Oefeningen in quizvorm grammaire I
7. Vocabulaire F it's learning
8. Probeer je aan een structuur te houden: di 3e uur, wo 2e uur en do 4e uur

Slide 1 - Tekstslide

L'article partitif (grammaire I)
Het delend lidwoord
(grammaire I voor komende week)

Slide 2 - Tekstslide

Wanneer gebruik je het delend lidwoord?
- Als je in het Nederlands geen lidwoord hebt.
- Als het om een onbepaalde hoeveelheid gaat.

- Ex: 
- Je vois les chiens. = Ik zie de honden. (met lidwoord)
- Je vois des chiens. = Ik zie honden. (geen lidwoord, dus des = delend lidwoord.


Slide 3 - Tekstslide

Delend lidwoord bestaat niet in het Nederlands
In het Nederlands kennen wij geen article partitif. Wij noemen het Franse article partitif een delend lidwoord.


Slide 4 - Tekstslide

De 4 vormen
- Du (enkelvoud, mannelijk)

- De la (enkelvoud, vrouwelijk)

- De l' (enkelvoud, klinker of stomme h)

- Des (meervoud)

Slide 5 - Tekstslide

Attention!
- du, de la, de l', un, une, des ----> veranderen in de of d' na;

A. Een ontkenning
ex: Je mange du fromage. / Je ne mange pas de fromage.

B. Een woord van hoeveelheid
ex: Je mange du fromage. / Je mange beaucoup de fromage. 

Slide 6 - Tekstslide

Attention!!!
- Na deze werkwoorden krijg je geen delend lidwoord, maar altijd le/la/l'/les:

- Aimer (houden van)
- Adorer (dol zijn op)
- Détester (een hekel hebben aan)
- Préférer (liever hebben)
ex:
Je mange du fromage.
J'aime le fromage

Slide 7 - Tekstslide

Log nu in bij lessonup
Gebruik je voor- en achternaam en oefen mee!

Slide 8 - Tekstslide

0

Slide 9 - Video

Wanneer gebruik je het delend lidwoord?
A
alleen bij onbepaalde hoeveelheden
B
bij onbepaalde hoeveelheden echter niet na een ontkenning
C
bij onbepaalde hoeveelheden echter niet na een ontkenning of een woord van hoeveelheid
D
bij onbepaalde hoeveelheden echter niet na een ontkenning, of woord van hoeveelheid (behalve getallen), of woord van gevoelsuitdrukking (zoals aimer, adorer, détester etc.)

Slide 10 - Quizvraag

Wat is NIET van toepassing op het "delend lidwoord"
A
het geeft onbepaalde hoeveelheden aan
B
je gebruikt het na een getal
C
het bestaat niet in het Nederlands
D
'de l' staat voor een klinker of stomme h

Slide 11 - Quizvraag

na een ontkenning of woord dat een hoeveelheid aanduidt (zoals kg, gr, cm, glas - behalve een getal/cijfer ) volgt :
A
de of d'
B
het delend lidwoord (du, de la, de l', des)

Slide 12 - Quizvraag

na een woord dat een gevoel uitdrukt (zoals aimer, adorer, détester etc.) volgt
A
het onbepaald lidwoord (un, une, des)
B
het bepaald lidwoord (le, la, l' , les)
C
het delend lidwoord (du, de la, de l', des)
D
de / d'

Slide 13 - Quizvraag

na een getal (1, 2, 3 etc) en vóór een zelfstandig naamwoord zoals in
"ik heb 3 broers" volgt
A
het delend lidwoord
B
geen delend lidwoord maar direct het zelfst. nw

Slide 14 - Quizvraag

Il mange ..... viande et il boit ...... eau
A
de / de l'
B
du / de l'
C
de la / de la
D
de la / de l'

Slide 15 - Quizvraag

Welk delend lidwoord hoort in deze zin: " je n'ai pas ...... argent"
A
d'
B
du
C
de la
D
de l'

Slide 16 - Quizvraag

Il mange beaucoup..... viande et très peu ...... eau
A
de / d'
B
de la / de
C
de / de la
D
de la / de l'

Slide 17 - Quizvraag

300 grammes ..... café
A
du
B
de
C
le
D
de l'

Slide 18 - Quizvraag

il y a beaucoup ........ eau dans la bouteille
A
de l'
B
d'

Slide 19 - Quizvraag

J' ai bu 3 verres ........ coca (m)
A
du
B
de

Slide 20 - Quizvraag

J' ai très peu ..... argent
A
de l'
B
de
C
d'
D
du

Slide 21 - Quizvraag

j' adore ..... chocolat (mnl)
A
le
B
du
C
de
D
de l'

Slide 22 - Quizvraag

J' aime ...... tomates
A
des
B
les

Slide 23 - Quizvraag

le professeur n' a pas ....... patience (v)
A
de
B
de la
C
d'
D
de l'

Slide 24 - Quizvraag

je prends ..... café
A
de
B
du

Slide 25 - Quizvraag

je déteste .... café
A
le
B
du
C
de la
D
de

Slide 26 - Quizvraag

les enfants ne mangent pas .... biscuits
A
des
B
de les
C
de
D
les

Slide 27 - Quizvraag

il entend ..... bruit (m)
(hij hoort lawaai)
A
le
B
du

Slide 28 - Quizvraag

Vragen n.a.v. deze test?
Begrijpen julie het gebruik van het delend lidwoord?

Tot slot gaan we het nog een keer oefenen in een quiz van kahoot. Gebruik je eigen voor- en achternaam op kahoot.it en gebruik de pincode:

Slide 29 - Tekstslide

Vragen?
  • Vragen?
  • Voca F test it's learning
  • Succes deze week met het afronden van hoofdstuk 6
    Vragen? Stel ze in de chatfunctie van teams.
  • Bonne chance!
  • Au revoir!
  • Prenez soin de vous! (Let goed op jezelf)

Slide 30 - Tekstslide