les 9 - 26 mei 2025

Aujourd'hui c'est mardi 27 mai
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Aujourd'hui c'est mardi 27 mai

Slide 1 - Tekstslide

Présence
tout le monde est présent?

Slide 2 - Tekstslide

au programme

  • correction des devoirs
  • grammaire
  • les devoirs 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Chapitre 5


Objectif Santé

Slide 7 - Tekstslide

Chapitre 5 : Objectif santé
Leerdoelen/ les objectifs: 
  • je kan vertellen over je gezondheid
  • je kan vertellen dat je ziek bent
  • je kan vertellen hoe gezond je bent
  • je leert vocabulaire over gezondheid, lichaamsdelen, sport en eten
  • je kan de ontkenning gebruiken
  • je kan een vraag op verschillende manieren stellen

Slide 8 - Tekstslide

Les buts
- Je kunt iemand over sport en gezondheid interviewen. (A2)
- Je kunt vragen stellen met en zonder vraagwoord. (A2)

 
 

 


Slide 9 - Tekstslide

Een vraag stellen

Slide 10 - Tekstslide

Noem zoveel mogelijk Franse vraagwoorden (waar/wanneer/hoe/hoeveel/wie etc.)

Slide 11 - Woordweb

Prends ton livre! 
Een vraag stellen (ex. 30 p.36)
1 Tu es souvent malade
2 Vous aimez les fruits
3 Moi, je déteste les légumes
4 Est-ce que tu fais du sport
5 Est-ce qu’il est végétarien
6 Il ne mange pas de viande





Slide 12 - Tekstslide

Een vraag stellen
  • Vragen zonder een vraagwoord:
Ben je ziek?

  • Vragen met een vraagwoord:
Hoe ziek ben je?

Slide 13 - Tekstslide

Een vraag stellen
Deel 1: zonder vraagwoord

Deel 2: met vraagwoord

Slide 14 - Tekstslide

Het vraagteken

Tu es malade.

Tu es malade?

Slide 15 - Tekstslide

Est-ce que (1)
Tu es malade?

Est-ce que tu es malade?

Slide 16 - Tekstslide

Est-ce que (2)
Est-ce que tu es malade?

Est-ce qu'il est malade?

Slide 17 - Tekstslide

Inversie
In het Nederlands gebruiken wij vooral inversie bij vragen (Ben je ziek?). Dit kom je in het Frans ook tegen (Es-tu malade?), maar vooral in schrijftaal. Daarom hoef je het zelf niet te kunnen gebruiken.

Slide 18 - Tekstslide

Een vraag stellen
Deel 1: zonder vraagwoord

Deel 2: met vraagwoord

Slide 19 - Tekstslide

Vraagwoorden

pourquoi = waarom
qui = wie
qu'est-ce que = wat


= waar
quand = wanneer
comment = hoe
combien = hoeveel


Slide 20 - Tekstslide

Met vraagwoord (1)

Comment tu t'appelles?

Tu t'appelles comment?

Behalve: 
pourquoi et qu'est-ce que

Slide 21 - Tekstslide

 vraagwoord  + est-ce que (2)

Comment est-ce que tu t'appelles?
Ou est-ce que tu habites?

vraagwoord + est-ce que + gewone zin

Slide 22 - Tekstslide

Tu fais du foot (pourquoi -vooraan)

Slide 23 - Open vraag

tu lis un livre (quand - achteraan) =

Slide 24 - Open vraag

Welke vraagzinnen zijn correct?
Er zijn twee juiste antwoorden.
A
Il fait du foot.
B
Est-ce qu'il fait du foot?
C
Il fait du foot?
D
Il fait du foot est-ce que?

Slide 25 - Quizvraag

Welke vraagzinnen zijn correct?
Er zijn twee juiste antwoorden.
A
Tu as un téléphone?
B
Tu est-ce que as un téléphone?
C
Est-ce qu' tu as un téléphone?
D
Est-ce que tu as un téléphone?

Slide 26 - Quizvraag

Maak de zin vragend met est-ce que. Typ de hele zin!
Tu habites ici.

Slide 27 - Open vraag

Welk vraagwoord ontbreekt?
Tu as ... de matières? J'ai neuf matières.
A
quand
B
pourquoi
C
qui
D
combien

Slide 28 - Quizvraag

Welk vraagwoord ontbreekt?
Tu habites ...? J'habite à Caen.
A
qui
B
combien
C
D
quand

Slide 29 - Quizvraag

Welk vraagwoord ontbreekt?
Ton anniversaire, c’est ... ? Mon anniversaire c'est le trois décembre.
A
pourquoi
B
qui
C
combien
D
quand

Slide 30 - Quizvraag

Au travail
fais les exercices 30c - 33 (pas 32)
timer
20:00

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

au travail-
les devoirs
Objectif santé

PW chapitre 5
Apprends (leer) vocabulaire A, B, E et F à la page 40-41 (FN – NF)
Apprends (leer) les phrases-clés C et G à la page 42 (FN - NF)
Apprends (leer) la grammaire D de ontkenning et la grammaire H een vraag stellen à la page 43


Slide 35 - Tekstslide

au travail-
les devoirs
Objectif santé

réviser: A, B, C, E, F et G
apprendre: poser une question
faire: 30c - 33 (pas 32)

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Je kunt iemand over sport en gezondheid interviewen. (A2)

Slide 43 - Poll

Je kunt vragen stellen met en zonder vraagwoord. (A2)

Slide 44 - Poll

au travail-
les devoirs
Objectif santé

PW chapitre 5
Apprends (leer) vocabulaire A, B, E et F à la page 40-41 (FN – NF)
Apprends (leer) les phrases-clés C et G à la page 42 (FN - NF)
Apprends (leer) la grammaire D de ontkenning et la grammaire H een vraag stellen à la page 43


Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide