T4L2 Krachtpatsers
1 / 14
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Stelling:
Een hefboom heeft altijd twee gelijke armen.
Een hefboom heeft altijd twee gelijke armen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quizvraag
Stelling:
Een hefboom gebruik je om kracht te vergroten.
Een hefboom gebruik je om kracht te vergroten.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quizvraag
Stelling:
Hefbomen hebben altijd een draaipunt.
Hefbomen hebben altijd een draaipunt.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quizvraag
Hoort bij een katrol.
A
Is een overbrenging.
B
Vergroot je kracht.
C
Heeft een draaipunt.
D
Zit in een takel.
Slide 9 - Quizvraag
Met een katrol verander je de richting van de kracht.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quizvraag
Hoe meer katrollen hoe meer spierkracht je nodig hebt.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quizvraag
In een takel zitten meerdere katrollen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quizvraag
Als je een groot gewicht met weinig mankracht boven wil krijgen, kun je een takel gebruiken. Waarom?
A
Omdat ze dan meer kracht nodig hebben.
B
Omdat ze dan minder kracht nodig hebben.
C
Omdat ze dan hun beenspieren niet hoeven te gebruiken.
D
Omdat de zakken dan minder wegen.
