28-5-2025

Willkommen!
Kom rustig binnen;
Pak je spullen er alvast bij;
Wacht totdat de docent begint met de les.
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Willkommen!
Kom rustig binnen;
Pak je spullen er alvast bij;
Wacht totdat de docent begint met de les.

Slide 1 - Tekstslide

Wien

Slide 2 - Tekstslide

die Lernziel(e):




Je kunt de klanken ch, chs en ig uitspreken 



Slide 3 - Tekstslide

der Unterrichtsplan


-  Rückblick Kapitel 3 "Wien"

- Wörter Lektion 2

Kapitel 3 Lektion 2: 1 t/m 7 kontrollieren


- Evaluation




















Slide 4 - Tekstslide

Der Vater kauft ............ Tennisschläger (m).
A
der
B
die
C
das
D
den

Slide 5 - Quizvraag

Ich will ............. Fußball (m) kaufen.
A
der
B
die
C
das
D
den

Slide 6 - Quizvraag

Ik kan de eerste en vierde naamval juist toepassen
😒🙁😐🙂😃

Slide 7 - Poll

De leerlingen die het nog lastig vinden bestuderen grammatica B nog een keer en/of schrijven in bij een kwt-uur en vragen daar nog eens om de uitleg. 

Op deze websites kun je nog extra oefenen:

Slide 8 - Tekstslide

Hausaufgaben:  Lektion 2 Aufg. 1 bis einschl. 7 kontrollieren  







timer
6:00

Slide 9 - Tekstslide

Wie sagt man das auf Deutsch:

wenig
Buch
leicht
wachsen

Slide 10 - Tekstslide

Tipp! Aussprache: Hoe je de ch uitspreekt, hangt van de klank af die voor de ch staat.
Na: a, o, u of au (denk aan AUTO) klinkt de ch hard (= ach-Laut): lachen






Na alle andere klinkers spreek je de ch zacht uit (= ich-Laut): Milch, leicht
De combinatie chs spreek je uit als ks.
Beispiele: Fuchs, Dachs, Wechsel, sechs
In de lettergreep –ig wordt de g aan het einde van een woord vaak uitgesproken
als een Nederlandse ch (bijvoorbeeld in het Nederlandse woord 'noch').
Beispiele: König, einig, ruhig, mutig

Slide 11 - Tekstslide

Hausaufgaben: Herhalen woordjes Lektion 1 und 2 

Slide 12 - Tekstslide

Alle bezittelijke voornaamwoorden behoren tot de ein-groep: mein, dein, sein, ihr, unser, euer, ihr, Ihr + kein = geen

Slide 13 - Tekstslide

28-5-2025

Slide 14 - Tekstslide