Examentraining rekenen niveau 3

Opwarmertje: cijfers en letters
Los deze som op.
Met de getallen op de bordjes moet je tot het getal in het vakje komen. Je mag ieder getal maar 1x gebruiken.
De rekenhandelingen x : + - mag je zo vaak gebruiken als je wilt.
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Opwarmertje: cijfers en letters
Los deze som op.
Met de getallen op de bordjes moet je tot het getal in het vakje komen. Je mag ieder getal maar 1x gebruiken.
De rekenhandelingen x : + - mag je zo vaak gebruiken als je wilt.

Slide 1 - Tekstslide

Tot hoever ben jij gekomen?

Slide 2 - Open vraag

Oplossing 1
100 + 5 = 105
105 x 8 = 840
4 - 3 = 1
840 + 1 = 841

Slide 3 - Tekstslide

Oplossing 2
100 x 8 = 800
5 + 10 = 15
15 x 3 = 45
45 - 4 = 41
800 + 41 = 841

Slide 4 - Tekstslide

Examentraining rekenen 
niveau 3

Slide 5 - Tekstslide

Steek digitaal je hand op als je ziet wat er niet klopt op deze afbeelding.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Hoeveel slaapzalen?
In een slaapzaal staan 3 stapelbedden. Hoeveel slaapzalen heb je nodig voor 26 personen?

Slide 12 - Tekstslide

Per slaapzaal 3 stapelbedden. Hoeveel slaapzalen heb je nodig voor 26 personen?
A
4 slaapzalen
B
5 slaapzalen
C
6 slaapzalen
D
9 slaapzalen

Slide 13 - Quizvraag

Hoeveel slaapzalen?
In een slaapzaal staan 3 stapelbedden. Hoeveel slaapzalen heb je nodig voor 26 personen?
26 : 6 = 4,333
afgerond 5 slaapzalen

Slide 14 - Tekstslide

Realistisch rekenen
Nadenken over afronden bij dingen als potten, blikken, personen, dozen enzovoort.

Bedragen altijd op 2 decimalen.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Om 11 uur ben je van de boot naar Texel gestapt.
Je wandelt vanaf hier naar Den Burg. Hoe laat ben je in Den Burg?

Slide 17 - Tekstslide

Om 11 uur ben je van de boot naar Texel gestapt. Je wandelt vanaf hier naar Den Burg. Hoe laat ben je in Den Burg?
A
4 uur
B
13 uur
C
14 uur
D
15 uur

Slide 18 - Quizvraag

Om 11 uur ben je van de boot naar Texel gestapt.
Je wandelt vanaf hier naar Den Burg. Hoe laat ben je in Den Burg?
afstand tot boot = 5 km
afstand tot Den Burg = 14 km
totaal = 14 + 5 = 19 km
wandelsnelheid = 5 km/u
dus in totaal ongeveer 4 uur lopen
Hoe laat ben je in Den Burg?
11 + 4 = 15 uur

Slide 19 - Tekstslide

Formules die je moet kennen
omtrek = lengte + breedte + lengte + breedte
oppervlakte = lengte x breedte
inhoud = lengte x breedte x hoogte

Slide 20 - Tekstslide

Wat is de omtrek van deze figuur?

Slide 21 - Tekstslide

Wat is de omtrek van deze figuur?
A
8,5 m
B
10 m
C
12 m
D
14 m

Slide 22 - Quizvraag

2 + 5 + 1,5 + 3 + 0,5 + ? (=2) = 14 m

Slide 23 - Tekstslide

Verhoudingstabel
Hulpmiddel
Nooit verplicht
boven en onder met hetzelfde vermenigvuldigen
OF
boven en onder door hetzelfde delen

Slide 24 - Tekstslide

Hoeveel milliliter siroop heb je nodig als je 1000 ml limonade maakt?

Slide 25 - Tekstslide

Hoeveel ml siroop heb je nodig als je 1000 ml limonade maakt?
A
25
B
75
C
125
D
175

Slide 26 - Quizvraag

Hoeveel milliliter siroop heb je nodig als je 1000 ml limonade maakt?
200 ml = 25 ml siroop
1000 ml is 5x zoveel 
25 x 5 = 125 ml
of verhoudingstabel:

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Hoeveel % van de kopjes is rood?

Slide 30 - Tekstslide

Hoeveel % van de kopjes is rood?
A
25
B
50
C
75
D
3/4

Slide 31 - Quizvraag

Welke uitspraak is/zijn juist?
De eerste 4 maanden krijg je 25% korting.
Na 4 maanden wordt de prijs 1/3 deel hoger.

Slide 32 - Tekstslide

Welke uitspraak is/zijn juist?
A
De eerste 4 maanden krijg je 25% korting.
B
Na 4 maanden wordt de prijs 1/3 deel hoger.
C
Beide uitspraken zijn juist.

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Tekstslide

Hoeveel minuten fiets je er ongeveer over om van Den Burg naar de boot van Texel te fietsen?

Slide 35 - Tekstslide

Hoeveel minuten fiets je er ongeveer over om van Den Burg naar de boot naar Texel te fietsen?
A
1 uur
B
1 uur en een kwartier
C
80 minuten
D
100 minuten

Slide 36 - Quizvraag

Bereken de oppervlakte in cm2

Slide 37 - Tekstslide

Bereken de oppervlakte in cm2.
A
2 x 10 = 20 cm2
B
200 x 100 = 20000 cm2
C
200 x 10 = 2000 cm2
D
2 x 100 = 200 cm2

Slide 38 - Quizvraag

Hoeveel liter water heb je nodig als je 2000 ml limonade maakt?

Slide 39 - Tekstslide

Hoeveel liter water heb je nodig als je 2000 ml limonade maakt?
A
250
B
1500
C
1750
D
1,75

Slide 40 - Quizvraag

Hoeveel liter water heb je nodig als je 2000 ml limonade maakt?
2000 ml is 10x zoveel
dus water ook 10x zoveel
1 glas = 175 ml water
10 x 175 = 1750 ml
MAARRRR
omrekenen naar liter:
1750 : 1000 = 1,75 liter

Slide 41 - Tekstslide

In verhoudingstabel

Slide 42 - Tekstslide

Wat kost de bank in hele euro's met de korting eraf als de prijs inclusief btw 1199 euro is?
A
1199
B
947
C
990
D
252

Slide 43 - Quizvraag

Uitleg
1199 is het bedrag inclusief btw - dus 121%
1% uitrekenen
1199 : 121 = 9,909090
9,909090 x 100 = 990,-

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Video

Examen rekenen
Ongeveer 40 opgaves met verschillende context
Duur: 120 minuten
Zorg dat je je Remindo-inloggegevens bij je hebt (Office365)
ID mee - zonder geldig ID geen toegang bij het examen

Hulpmiddelen ter plekke:
woordenboek Nederlands - Nederlands
pen en kladpapier
rekenkaarten die in de les gebruikt zijn
rekenmachine of rekenmachine uit het examen

Slide 47 - Tekstslide

Succes met het examen! Ik geloof in je.

Slide 48 - Tekstslide