les 2 wwspelling 2B

Wat we deze les gaan doen
Aan het eind van de les:
- Heb je zicht op wat je lastig vindt aan de pv tt 
- weet je wat er bedoeld wordt met onregelmatige werkwoorden 

Hoe zat het ook alweer met de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd? 

*Zet je laptop aan en voer de LessonUp-code in!
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat we deze les gaan doen
Aan het eind van de les:
- Heb je zicht op wat je lastig vindt aan de pv tt 
- weet je wat er bedoeld wordt met onregelmatige werkwoorden 

Hoe zat het ook alweer met de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd? 

*Zet je laptop aan en voer de LessonUp-code in!

Slide 1 - Tekstslide

persoonsvorm tegenwoordige tijd
de stam en de ik-vorm
hele werkwoord               stam [ww]                  ik-vorm [klank]
           lachen                              lach                                  lach
          werken                              werk                                werk

Hoor je een dubbele klinker, dan heeft de ik-vorm ook een dubbele klinker
           lopen                                lop                                   loop
           klagen                              klag                                 klaag

Eindigt de stam op een v of z, dan verandert dat in de ik-vorm naar een f of s:
           kleven                               klev                                  kleef
           reizen                                reiz                                   reis

Slide 2 - Tekstslide

persoonsvorm tegenwoordige tijd
Wanneer gebruik je de ik-vorm?
  • Als ik het onderwerp is:                                                                                                                                 Ik loop door de aula
  • Als je of jij  achter de persoonsvorm staat:
                             Wandel jij door de school?
                             Zie je hem morgen weer?
  • Bij de gebiedende wijs (bevel, vaak met uitroepteken)  
                             Houd stand!
                             Maak je huiswerk!

                              Bij twijfel, gebruik loop(t) (of die andere) →
Na deze slide drie voorbeelden in quizvorm 

Slide 3 - Tekstslide

Geef de juiste persoonsvorm tt
'Ik (branden) van nieuwsgierigheid'
A
brand
B
brandt
C
brant

Slide 4 - Quizvraag

Geef de juiste persoonsvorm tt
'(worden) jij maandag 15?'
A
word
B
wordt

Slide 5 - Quizvraag

Geef de juiste persoonsvorm tt
'(melden) u zich aan!
A
meld
B
meldt

Slide 6 - Quizvraag

persoonsvorm tegenwoordige tijd
Wanneer gebruik je de hij-vorm?
  • Als hij of zij  het onderwerp is:                                                                                                                  Zij loopt door het bos
  • Bij personen of dingen in het enkelvoud:
                        Het personeel ontvangt een bonus 
                        De stoel staat in de keuken [het] 
  • Als je of jij onderwerp is en vóór de persoonsvorm staat:
                        Jij let op de hond
                        Je helpt mij goed vandaag


Na deze slide drie voorbeelden in quizvorm

Slide 7 - Tekstslide

Geef de juiste pv tt enkelvoud
'Zij (beoordelen) het werkstuk'
A
beoordeeld
B
beoordeeldt
C
beoordeelt

Slide 8 - Quizvraag

Geef de juiste persoonsvorm tt
'Wat (gebeuren) er nu met hen?'
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 9 - Quizvraag

Geef de juiste persoonsvorm tt
'Jij (begeven) je op glad ijs'
A
begeeft
B
begeefd
C
begeef

Slide 10 - Quizvraag

persoonsvorm tegenwoordige tijd
in het meervoud
Hier (pv tt in het mv) hoef je niet veel voor te doen: 
  1.  Controleer of het onderwerp een meervoudsvorm is of in het meervoud staat.
  2.  Dan krijgt de persoonsvorm het hele werkwoord (infinitief):
       Wij lopen
       Jullie fietsen
       Zij rennen

Kijk dus goed of het onderwerp enkelvoud of meervoud is om de pv goed te schrijven. Dit word je gevraagd in volgende drie quizvragen: 

Slide 11 - Tekstslide

De politie (staan) nu bij hem op de stoep
A
De politie is onderwerp en enkelvoud, dus 'staat'
B
De politie is onderwerp en meervoud, dus 'staan'
C
Hem is onderwerp en enkelvoud, dus 'staat'

Slide 12 - Quizvraag

De NS (hebben) weer problemen met bladeren op de rails
A
De NS is onderwerp en enkelvoud, dus 'heeft'
B
De NS is onderwerp en meervoud, dus 'hebben'
C
Problemen is onderwerp en meervoud, dus 'hebben'

Slide 13 - Quizvraag

De Nederlandse Spoorwegen (beoordelen) de aanvragen
A
De Nederlandse Spoorwegen is onderwerp en enkelvoud, dus 'beoordeelt'
B
De Nederlandse Spoorwegen is onderwerp en meervoud, dus 'beoordelen'
C
Aanvragen zijn onderwerp en meervoud, dus 'beoordelen'

Slide 14 - Quizvraag

De uitzondering
Elke taal kent uitzonderingen. In de tabel staan zes werkwoorden. Deze ken je. 
Dit zijn onregelmatige werkwoorden. Je moet ze uit je hoofd kennen, omdat een ik-vorm, jij-vorm of hij-vorm afwijkt. Dat merk je vooral in een vragende zin. 




onregelmatig ww
de afwijking
zijn
ik ben / hij is
mogen
ik mag / jij mag / hij mag
kunnen
ik kan / hij kan     (jij kunt)
hebben
hij heeft
willen
hij wil
zullen
ik zal / hij zal         (jij zult)

Slide 15 - Tekstslide

klassikale evaluatie
Wat was moeilijk?

Wat was makkelijk? 

Heb je het goed kunnen volgen, of ging het (te) snel? 

Wat vond je inzichtelijk/handig? 

Slide 16 - Tekstslide

huiswerk
Pagina 84:
- Leer de theorie over het voltooid deelwoord. 
- Leer de theorie over het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord. 

Pagina 110:
- Leer de theorie over homofone werkwoorden
Hiermee worden de meeste fouten gemaakt!

Slide 17 - Tekstslide

klassenvertegenwoordiging
Wat doet een klassenvertegenwoordiger?
1. vertegenwoordigt met de andere klassenvertegenwoordiger de klas
2. beslissingen nemen op basis van argumenten 

Wat kan een klassenvertegenwoordiger?
1. overzicht houden: kijken naar het grote plaatje
2. het hoofd koel houden: rustig blijven



Slide 18 - Tekstslide

klassenvertegenwoordiging
De verkiezing is democratisch: schrijf op een papiertje één naam van een jongen en één van een meisje uit jouw klas. Je mag er bij schrijven waarom je deze personen geschikt vindt. Kies je niet, dan gaat jouw stem naar degene met de meeste stemmen. Je mag niet op jezelf stemmen.
  • Lever de papiertjes bij mij in: ik kijk ze thuis na. 

De drie leerlingen (m + v) met de meeste stemmen gaan, als ze klassenvertegenwoordiger willen zijn, door naar de 2e en laatste ronde. 

Slide 19 - Tekstslide