First Conditional

• Engels
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

First conditional

If-zinnen in waarschijnlijke situaties

Wanneer gebruiken we deze 'if-zinnen'? 

- Wordt gebruikt als het waarschijnlijk is dat iets gaat gebeuren OF voor dingen die over het algemeen waar zijn. 

(We noemen 'if-sentences' over waarschijnlijke situaties ook wel de 'first conditional'). 

If I won a lot of money, I would buy a big house in the country.

If-sentences (first conditional)

Bestaan uit 2 delen:

- Bijzin met voorwaarde (begint met if)

- Hoofdzin met gevolg

Dus bijvoorbeeld:

Als we de bus missen, nemen we een taxi.

If we miss the bus, we will get a taxi.

Opbouw

Een 'first conditional' wordt altijd op dezelfde manier gebruikt:

If we miss the bus,                       we will get a taxi.

Present Simple               +               will + hele ww.

Dus altijd:

If..... Present Simple,               +               will + hele ww

(kan natuurlijk ook andersom)

... will + hele ww             +                  if..... Present Simple 

Bij I/he/she/it: Geen was, maar were

Voorbeelden

When, as soon as, unless, until

Deze woorden worden ook gebruikt om de toekomst aan te duiden. Na deze woorden gebruiken we altijd een tegenwoordige tijd (present tense), geen toekomende tijd (future form).  Deze woorden worden vaak gebruikt in een zin met will. 

When, as soon as, unless, until

Examples: 

When I finish my work, I'll get something to eat. 

As soon as we arrive, I'll give you a call. 

We gebruiken de komma op  dezelfde manier als bij de first conditional met if. De komma komt na het zinsdeel met de tijd. 

First conditional:
If I ... (have) enough money, I ... (buy) new shoes.

1. have - will buy
2. will have - buy
3. have - buy
4. will have - will be buying

First conditional:
If I ... (win) the lottery, I ... (treat) myself with a new car.

1. will win - will treat
2. win - will treat
3. win - treat
4. will win - treat

First conditional:
If we ..... (eat) all this cake, we ..... (feel) sick.

1. eat / 'll feel
2. eaten / 'll feel
3. eat / will feel
4. eaten / will feel

First conditional:
I ... (stay) home if it ... (rain).

1. stay - will rain
2. stay - rains
3. will stay - rains
4. will stay - rain

First conditional:
If I ....... (go) out tonight, I ....... (go) to the cinema.

1. go / 'll goes
2. go / 'll go
3. go / will go
4. go / will goes

Fill in the first conditional:
If we ..... (eat) all this cake, we ..... (feel) sick.

(First conditional) If I
(not/go) to bed soon, I
(be) tired in the morning.

Fill in the first conditional:
If she ..... (go) on holiday this summer, she ..... (go) to Spain.

Fill in the first conditional:
If he ... (go) to Paris next year,
he ... (visit) the Eiffel Tower.

Finish the sentence in the first conditional: If I win the lottery, .....

First conditional