Klas 2BKT2 Lesweek 33 Les 1

Kapitel 8: Aussehen
Achtung:
Handys in deine Tasche. 
Auf deinem Tisch liegen:
dein Buch, dein Heft und dein Etui

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Kapitel 8: Aussehen
Achtung:
Handys in deine Tasche. 
Auf deinem Tisch liegen:
dein Buch, dein Heft und dein Etui

Slide 1 - Tekstslide

Was machst du Heute?

• Grammatik
• Lesen

- Jesse -> Lernliste?













Lieke, Bram, Maxwell

Slide 2 - Tekstslide

Was lernen wir Heute?













Lieke, Bram, Maxwell

BK
KT und TH
- Je kent de bezittelijke voornaamwoorden.

- Je kunt de bezittelijke voornaamwoorden gebruiken.




- Je oefent je luistervaardigheid.

- Je kunt de werkwoorden können, dürfen, müssen en wissen in de tegenwoordige tijd gebruiken.

- Je kunt een eenvoudige tekst begrijpen over Lederhosen en Dirndl begrijpen.

-Je oefent je luistervaardigheid.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

het bezittelijk voornaamwoord

Vandaag ga je het bezittelijk voornaamwoord in het Duits leren.
Maar wat is eigenlijk het bezittelijk voornaamwoord?
Kijk naar het volgende uitlegfilmpje.
  

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Hoe heet jouw oma?
A
Hoe
B
heet
C
jouw
D
oma

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Haar moeder heet Agnes
A
haar
B
moeder
C
heet
D
Agnes

Slide 9 - Quizvraag

het bezittelijk voornaamwoord

Bezittelijke  voornaamwoorden zijn woorden als mijn, jouw, enz.

 De persoon is de eigenaar of maker van het voorwerp: 

mijn fiets

haar tekening

hun huis

jouw broer

zijn auto

Slide 10 - Tekstslide

het bezittelijk voornaamwoord

Het bezittelijk voornaamwoord vervangt het lidwoord 

(de, het of een)

mijn fiets / dat is een fiets

haar tekening /  hier hangt de tekening

hun huis

jouw broer

zijn auto

Slide 11 - Tekstslide

Let op!!!

Het bezittelijk voornaamwoord vervangt 

het lidwoord (der / die / das of ein / eine):


Da ist ein Fahrrad.  = Da ist mein Fahrrad.

Da ist eine Schule. = Da ist meine Schule.


Slide 12 - Tekstslide

In dit filmpje krijg je uitleg.
Leg je Handy even omgekeerd op tafel

Slide 13 - Tekstslide

Zoals je hebt gemerkt, hebben wij voor elke persoon een bezittelijk voornaamwoord:

ENKELVOUD

 



ik
mijn
mein-
jij
jouw
dein-
hij
zijn
sein-
zij
haar
ihr-
het

Slide 14 - Tekstslide

Zoals je hebt gemerkt, hebben wij voor elke persoon een bezittelijk voornaamwoord:
MEERVOUD





Ist das euer Vater? Ist das eure Mutter?
wij
ons
unser-
ihr
jullie
euer-
sie
hun
ihr-
Sie
uw
Ihr-

Slide 15 - Tekstslide

Wichtig!
Weet je het nog?          ein / eine + kein / keine
Dit geldt ook voor de bezittelijke voornaamwoorden.



der Mann
die Frau
das Kind
die Haustiere
ein Mann
eine Frau
ein Kind
keine Haustiere

Slide 16 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord
Stappenplan.
1. Vertaal het bezittelijk voornaamwoord naar het Duits.
2. Bepaal of er wel of geen -e achter het bezittelijk voornaamwoord komt.

der / das
die (ev) / die (mv)

Slide 17 - Tekstslide

(mijn) Hobby (o) ist Handball.
A
Meine
B
Mein

Slide 18 - Quizvraag

(zijn) Hose finde ich toll! (v).
A
seine
B
sein

Slide 19 - Quizvraag

Was ist (jouw) Name (m)?
A
meine
B
mein
C
dein
D
deine

Slide 20 - Quizvraag

Das sind (onze) Eltern (mv).
A
meine
B
dein
C
ihr
D
unsere

Slide 21 - Quizvraag

(jullie) Auto (o) ist sehr schön.
A
unser
B
euere
C
unsere
D
euer

Slide 22 - Quizvraag

(onze) Klassenlehrer (m) heißt Meier.
A
Ihr
B
Ihre
C
Unser
D
Euere

Slide 23 - Quizvraag

Maaike ist (haar) Freundin (v).
A
meine
B
ihr
C
ihre
D
euere

Slide 24 - Quizvraag

(uw) Handy (o) klingelt, Frau Schmidt!
A
Dein
B
Ihr
C
Sein
D
Unser

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 27 - Tekstslide

timer
1:00

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Was lernen wir Heute?













Lieke, Bram, Maxwell

BK
KT und TH
- Je kent de bezittelijke voornaamwoorden.

- Je kunt de bezittelijke voornaamwoorden gebruiken.




- Je oefent je luistervaardigheid.

- Je kunt de werkwoorden können, dürfen, müssen en wissen in de tegenwoordige tijd gebruiken.

- Je kunt een eenvoudige tekst begrijpen over Lederhosen en Dirndl begrijpen.

-Je oefent je luistervaardigheid.

Slide 31 - Tekstslide

Zum Schluss....
Lernziele:

Fünf Finger = Ist gelungen.
Drei Finger = Mwah.
Daum = Nicht gelungen.


Slide 32 - Tekstslide

Wichtig!
Heute (BWP
Lindsay und Ties -> Test Kapitel 6 + 7 
Wie moet er Aufgabe 18 + filmpje kijken nog afmaken?
Wie moet er de Lernliste nog 3 keer overschrijven?

Vlog: Niels und....




Slide 33 - Tekstslide