Sterke werkwoorden (e/i/ie)

Wiederholung Kapitel 5
Grammatik
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wiederholung Kapitel 5
Grammatik

Slide 1 - Tekstslide

Sterke werkwoorden (e>i/ie) p. 148

Bij de du-vorm en de er/sie/es-vorm verandert de
lange e in een ie en de korte e in een i


let op er zijn uitzonderingen ;-(

Slide 2 - Tekstslide

korte e wordt korte i:
als de e in de stam kort uitgesproken wordt (zoals in sprechen) dan verandert deze bij du/er/sie/es in een i:
voorbeeld: sprechen [= spreken]    

Slide 3 - Tekstslide

lange e wordt ie:
als de e in de stam lang uitgesproken wordt (zoals in lesen) dan verandert deze bij du/er/sie/es in een ie:
voorbeeld: lesen [= lezen]     


Slide 4 - Tekstslide

uitzonderingen(i/ie) p. 148
Je zou verwachten dat zij een ie in de stam krijgen, maar het wordt toch een i

    geven: (geben) er gibt
    nemen: (nehmen) er nimmt
    treden/trappen: (treten) er tritt

Slide 5 - Tekstslide

sehen: du (jij)...
A
du siehst
B
du sehst
C
du sihst

Slide 6 - Quizvraag

jij helpt

Slide 7 - Open vraag

lesen: Sie (u)...
A
Sie liest
B
Sie lezen
C
Sie lehst
D
Sie lesen

Slide 8 - Quizvraag

het loopt ( lopen = laufen )

Slide 9 - Open vraag

geben: er (hij)...
A
er giebt
B
er gebt
C
er gibt

Slide 10 - Quizvraag

Opdracht voor de groep thuis
Mache jetzt Wiederholung 5 auf S. 138-139

inleveren via classroom!

Slide 11 - Tekstslide

jij eet

Slide 12 - Open vraag

zij raadt

Slide 13 - Open vraag

jij gaat

Slide 14 - Open vraag

Stappenplan e/i-Wechsel
1.Is het werkwoord zwak of sterk?    
 (Als het zwak is, krijg je GEEN e-i Wechsel!)

2.Staat er een vorm van du of er/es/sie voor?
(Alleen bij du of er/es/sie kun je e-i wechsel krijgen!)

Slide 15 - Tekstslide

Stappenplan e/i-Wechsel
3.Staat er een lange of een korte e in de stam?
        (bij lange e krijg je ie,           bij korte e krijg je i)
4.Hoort het werkwoord bij de uitzonderingen?
(Bij nehmen, geben, treten(lange e)krijg je toch een i!
                      Bij gehen en stehen krijg je GEEN e-i Wechsel)
5.vul dan de juiste vorm in van het werkwoord.

Slide 16 - Tekstslide

Oefen zinnen ;
1. Was ...... (essen) du am liebsten?
2. Am liebsten ..... (essen) ich Pizza.
3. Wir ...... (helfen) ihm immer!
4. Rosi ..... (geben) Anja eine CD!
5. Ich ...... (sprechen) gerne über Politik.

Slide 17 - Tekstslide

Antwoorden:
1: isst
2: esse
3: helfen
4: gibt
5: spricht
Dankje wel voor het lezen en eventueel oefenen!
bron: scholieren.com

Slide 18 - Tekstslide

korte e wordt korte i:
sprechen      
werfen            
helfen
essen
vergessen
treffen
gelten
  

Slide 19 - Tekstslide

lange e wordt ie:
lesen
sehen
stehlen

Slide 20 - Tekstslide

uitzonderingen (niet sterk)
toch geen e/i-wisseling hebben:
    branden: (brennen) es brennt
    denken: (denken) er denkt
    gaan: (gehen) er geht
    kennen: (kennen) er kennt
    noemen: (nennen) er nennt
    rennen: (rennen) er rennt
    staan: (stehen) er steht

Slide 21 - Tekstslide