Programma leerjaar 1 en 2

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1,2

Programma leerjaar 1 en 2

Aan het einde van deze lessenreeks kun je:

• jezelf voorstellen
• over je gezin/familie spreken
• over je vrije tijd spreken
• een afspraak maken op een bepaalde tijd, dag en plaats
• over je school, kamer huis en wijk spreken

Je kunt een mailtje schrijven, waarin je over bovenstaande onderdelen kunt schrijven.

Leonie stellt sich vor.
Was alles lernst du über Leonie?
Antworte auf Niederländisch.

Leonie

Alexandra stellt sich vor.
Was alles lernst du über Alexandra?
Antworte auf Niederländisch.

Alexandra

Vokale (klinkers): das a-Umlaut

Spreek het woord eerst voor jezelf uit, klik er dan op een spreek het na.

Mädchen

später

Käse

in der Nähe

eine ältere Schwester

Niederländisch

Pläne

Vokale: das o-Umlaut

Spreek het woord eerst voor jezelf uit, klik er dan op een spreek het na.

Köln

Österreich

wir können

zwölf

Musik hören

Französisch

Vokale: das u

Spreek het woord eerst voor jezelf uit, klik er dan op een spreek het na.

Kuh

vier Uhr

Urlaub

meine Mutter

Musik hören

mein Bruder

Vokale: das u-Umlaut

Spreek het woord eerst voor jezelf uit, klik er dan op een spreek het na.

Tür

fünfzehn

jüngere Schwester

Prüfungen

Tschüs

üben

Vokale:eu / äu

Spreek het woord eerst voor jezelf uit, klik er dan op een spreek het na.

Europa

15 Euro

Freunden

Häuser

Träume

Gebäude

Vokale: y

Spreek het woord eerst voor jezelf uit, klik er dan op een spreek het na.

Gymnasium

Olympische Spiele

Ypsilon

Ich habe Leonie und Alexndra verstanden

Ja, ich habe alle informationen verstanden.

Ich habe fast (bijna) alle Informationen.

Ich habe kaum (nauwelijks) etwas verstanden.

Ich weiß, wie ich ä, ü, ö, u und y ausspreche auf Deutsch.

Kein Problem!

Ich muss noch mehr üben.

Lesen und sprechen

Hausaufgabe: lies diesen Text laut vor und mache eine Aufnahme.

Maile die Aufnahme an [e-mail]

Hallo, ich heiße [eigen naam].

Ich wohne in [woonplaats].

Ich bin [getal] Jahre alt.

Meine Muttersprache ist [moedertaaltaal].

Ich gehe aufs Gymnasium.

In der Schule lerne ich Niederländisch, Englisch, Deutsch

Französisch, Latein und Griechisch.

Wortschatz

Nimm dein Buch auf Seite 7 und 8.

Übersetze die Wörter ins Niederländische.

Lesen

Lies diese drei Texte und mache die Aufgaben dazu.

Text 1

Text 2

Text 3

Schreiben

Siehe Seite 102-106. Lies Die Informationen auf Seite 102.

Je gaat meedoen aan een uitwisseling. Je gaat logeren bij Nisrin. Schrijf haar een mail, waarin je de volgende informatie verwerkt.

• Je naam, leeftijd en woonplaats.
• Of je broers en zussen hebt.
• Hoe je ouders heten.
• Of je huisdieren hebt.
• Vraag of Nisrin broers en zussen heeft.

Gebruik de Schreibmittel en pagina 9-10 in je boek.

Stuur je mail naar [e-mail]