Zelfstudie grammatica blok 1

Doelen Hoofdstuk 5
  • Je weet wat grammatica is en hoe talen qua grammatica kunnen verschillen. 
  • check de leerdoelen op blz. 25. 
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 51 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Doelen Hoofdstuk 5
  • Je weet wat grammatica is en hoe talen qua grammatica kunnen verschillen. 
  • check de leerdoelen op blz. 25. 

Slide 1 - Tekstslide

Werkwijze
  • Bekijk eerst het filmpje hieronder: "waarom moet je iets van grammatica weten".
  • Bekijk vervolgens de ppt die hieronder staat. Die geeft een samenvatting van de theorie. 
  • Lees vervolgens de theorie op op blz 22 en 24 en bekijk eventueel de uitlegvideo op drillster. 
  • Maak vervolgens de opdrachten. 

Slide 2 - Tekstslide

0

Slide 3 - Video

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Opdrachten hoofdstuk 5
  • Lees de theorie van blz. 22
  • opdracht 1/2 
  • opdracht 3
  • opdracht 4
  • opdracht 5* 

  • Lees de theorie van blz. 24
  • opdracht 6
  • opdracht 8a

Slide 13 - Tekstslide

Doel hoofdstuk 6
Je kunt de volgende woorden herkennen en benoemen:
  • zelfstandig naamwoord
  • lidwoord
  • bijvoeglijk naamwoord

 Check de doelen van blz. 29

Slide 14 - Tekstslide

Werkwijze hoofdstuk 6
Lees de theorie van blz 26 en bekijk de 7 dia's van de ppt hieronder. (bekijk eventueel het uitlegfilmpje via drillster)

Lees de theorie van blz. 28 en bekijk de dia's van de 2e ppt hieronder. (bekijk eventueel het uitlegfilmpje via drillster. 

Maak vervolgens de opdrachten. 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Opdrachten hoofdstuk 6

  • Maak de volgende opdrachten:
  • Opdracht 1 en 2
  • Opdracht 3 en 4*

  • Maak de volgende opdrachten:
  • Opdracht 5, 6 en 7

  • Probeer opdracht 8 eens. Lukte dat?

Slide 30 - Tekstslide

Doel hoofdstuk 7
  • Je kunt  werkwoordsvormen herkennen in een zin

  • Check de doelen op blz.: 33


Slide 31 - Tekstslide

Werkwijze hoofdstuk 7
  • Lees eerst de theorie van de gele dia's hieronder. 
  • Lees vervolgens de theorie van blz. 30 en 32.
  • Lees ook de samenvatting ervan in de ppt's hieronder en bekijk eventueel de uitlegvideo's op drillster.
  • Maak vervolgens de opdrachten. 

Slide 32 - Tekstslide

Stappenplan bepalen van tijd.
  1. Wat is het gezegde van de zin? 
  2. Staat pv in t(egenwoordige) of v(erleden) tijd? 
  3. Staat er een vorm van hebben of zijn als hww* in de zin? Ja:v(oltooid). Nee: o(nvoltooid). 
  4. Staat er een vorm van zullen in de zin?: t(oekomende tijd) 

Slide 33 - Tekstslide

hulpwerkwoord/zelfstandig werkwoord
Een woord is een hulpwerkwoord als het een zelfstandig woord helpt. Het zelfstandig werkwoord is qua betekenis het belangrijkste werkwoord in de zin. Een hulpwerkwoord kan nooit alleen in de zin voorkomen, altijd in combinatie met een zww. 

Hij heeft een boek. Heeft is zww. De zin is dus onvoltooid. 
Hij heeft een boek gelezen. Heeft is hww en gelezen is zww. De zin is voltooid. 

Slide 34 - Tekstslide

werkwoordsvormen
Infinitief: het hele werkwoord
Voltooid deelwoord: begint vaak met ge-, be-,her, -ont, -ver. Het staat altijd in combinatie met een pv en komt nooit als enige werkwoord in de zin voor. 
Onvoltooid deelwoord: heeft als vorm; infinitief +d

Slide 35 - Tekstslide

Het omzetten van de lijdende zin naar de
bedrijvende zin
                                                                         
De hond|wordt|door Jara |uitgelaten <-->Jara|laat |de hond |uit 


  • De door -bepaling wordt het nieuwe onderwerp
  • Het woordje door verdwijnt.
  • Het onderwerp wordt het lijdend voorwerp. 
  • Het werkwoord worden verdwijnt.

Slide 36 - Tekstslide

Het omzetten van de bedrijvende zin naar de 
lijdende vorm
       Bedrijvend                                              Lijdend
Jara|laat |de hond |uit <-->De hond|wordt|door Jara |uitgelaten 


  • Zoek het lijdend voorwerp 
  • Het lijdend voorwerp wordt het nieuwe onderwerp
  • Na het onderwerp volgt het werkwoord worden
  • door- bepaling + het oude onderwerp
  • Maak de rest van de zin af.

Slide 37 - Tekstslide

Aanvulling op theorie
Als er in de zin een vorm staat van het werkwoord worden en zijn als hulpwerkwoord, dan is de zin lijdend. 

(check opdr. 6: zin d: bedrijvend zin e: is bedrijvend )

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Tekstslide

Slide 50 - Tekstslide

Opdrachten hoofdstuk 7

  • Maak de volgende opdrachten:
  • Opdracht 1 en 2
  • Opdracht 3 en 4*

Maak de volgende opdrachten:
Opdracht 6: benoem lijdend en bedrijvend, maar zet ze niet om. (mag je wel proberen natuurlijk)
 7
Opdracht 9*

Slide 51 - Tekstslide