VPTH 3 VIG

Spijsverteringsstelsel
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Spijsverteringsstelsel

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

STOMA ZORG

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zou een reden kunnen zijn waarom iemand een stoma krijgt?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de Nederlandse naam in de volgorde.
1; trachea
2; oesophagus
3; epiglottis
4; farynx

A
1;luchtpijp 2; strottenhoofd 3; strottenklepje 4; mondholte
B
1;strottenhoofd 2; keelholte 3; strottenklepje 4; slokdarm
C
1;slokdarm 2; luchtpijp 3; keelholte 4;strottenhoofd
D
1;luchtpijp 2; slokdarm 3; strottenklepje 4; keelholte

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welke soorten stoma's zijn er?
A
urostoma, colostoma, ileostoma
B
tracheastoma, colostoma
C
urostoma, tracheostoma, colostoma, ileostoma
D
alle, niet van nature, uitgangen in het lichaam.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke route neemt je spijsverteringsstelsel?
A
mond, slokdarm, maag, galblaas, alvleesklier, lever, dikke darm, dunne darm endeldarm anus.
B
mond, slokdarm, maag, dunne darm, dikke darm, endeldarm, anus.
C
slokdarm,maag,dikke darm,endeldarm,dunnedarm,anus
D
mond, slokdarm, maag, galblaas, alvleesklier, lever, dunne darm, dikke darm, endeldarm, anus

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

transversum, ascendens, descendens
Waar kom je deze termen tegen? Schrijf de Nederlandse en Latijnse naam.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke complicaties kan je krijgen bij/tijdens stomazorg?

A
angst voor het kijken naar de stoma en daardoor slechte verzorging
B
huidproblemen, rode huid,kapotte huid.
C
Dat het stomazakje loslaat.
D
necrose,lekkage, uitstulpingen,zweertjes, huidproblemen

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de Latijnse namen op.
1: twaalfvingerige darm
2:blindedarm
3:wormvormig aanhangsel

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Deel van de dunne darm dat volgt op de twaalfvingerige darm

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welke waarde let je als je urine gaat strippen?
A
leukocyten en bloed
B
nitriet, eiwitgehalte, ketonen en suiker
C
leukocyten, nitriet, eiwitgehalte, ketonen, suiker, bloed
D
je kijkt alleen naar de kleurtjes en noteert de afwijkingen.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de Nederlandse namen.
1; sfincter
2; pylorus
3; pancreas

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke bewering is waar?
A
12vingerige darm, nuchtere darm en kronkeldarm zijn onderdeel van de dunne darm
B
12vingerige darm, nuchtere darm en kronkeldarm zijn onderdeel van de dunne darm
C
Maag, lever, darmen zijn onderdeel van het spijsverterings kanaal.
D
12vingerige darm, nuchtere darm en endeldarm zijn onderdeel van de dikke darm

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt bedoeld met resorptie?
A
Al het voedsel wat in de maag zit en daar verteerd wordt
B
Al het vocht wat niet gebruikt wordt verlaat het lichaam als urine.
C
Vaste stoffen uit de dunne darm worden opgelost en op worden dan opgenomen in het bloed.
D
De alvleesklier zorgt voor afvoer van giftige stoffen.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarin is de dikke darm onder te verdelen?
A
blindedarm, colon, rectum
B
karteldarm,colon
C
D
blindedarm karteldarm endeldarm anus

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vaak en met hoeveel ml moet je een sonde doorspoelen?
A
1 keer per dag met 10 ml koud water
B
1 keer per dag met 20 ml koud water
C
5 keer per dag met 20 ml lauwwarm water
D
voordat je de voeding geeft met 50 ml lauwwarm water.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk deel van de urine vang je op?
A
eerste
B
mid stream
C
laatste

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ziekte van Crohn. Welke delen van het lichaam kunnen aangedaan worden?
A
dikke darm, dunne darm
B
maag, dikke darm endeldarm
C
dikke darm, dunne darm, mond anus,
D
dunne darm en colon ascendens

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is ontstoken bij
Colitis Ulcerosa?
A
dunne darm
B
maag
C
endel darm
D
colon

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat kan de ph-waarde zijn als de maagsonde niet goed in de maag zit.
A
Boven de 5,5
B
boven de 2,5
C
onder de 5,5
D
onder de 2,5

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn contra indicaties voor een neusmaagsonde?
A
tumoren
B
stollingsstoornissen
C
vergroeiingen in het gebied
D
maag chirurgie

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke soorten sondevoeding zijn er
A
eiwitrijk, kant en klaar
B
poedervorm, energieverrijkt
C
energie verrijkt, eiwit verrijkt
D
vloeibaar en poedervorm

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kan een neusmaagsonde complicaties geven?
A
ja, onder andere decubitusplekken
B
ja, smetplekjes achter het oor.
C
ja, binnenkant van de neus

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoelang kan ontlasting bewaard worden voor het wordt ingeleverd?
A
12 uur
B
maakt niet uit als het maar koel staat
C
Binnen 2 uur moet het in het lab zijn.
D
24 uur

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent het irrigeren van een stoma?
A
het legen van het stomazakje
B
het legen van een stomazakje op bepaalde tijden
C
het legen van de dikke darm dmv spoelen
D
het legen van de endeldarm dmv een klysma.

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Monsters afnemen voor onderzoek. Noem 5 monsters

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

als je een stoma hebt, moet je dan rekening houden met wat je eet?

Slide 27 - Woordweb

Voeding
In principe kunnen en mogen cliënten met een stoma alles eten. Wel kan voeding bij mensen met een stoma bepaalde problemen veroorzaken. Bijvoorbeeld verstopping, diarree en gasvorming.
Het eerste wat je de cliënt dan kunt adviseren is om zijn voedsel goed te kauwen, regelmatig te eten en te letten op voedingsmiddelen die voor problemen kunnen zorgen. Zo kunnen mensen met een stoma voedingsmiddelen die gasvorming versterken beter vermijden. Dit zijn uien, koolsoorten, prei, bonen en knoflook. Maar ook koolzuurhoudende dranken en kauwgom kunnen beter vermeden worden. In overleg met een diëtist kan het dieet aangepast worden. De hulp van een diëtist kan gewenst zijn omdat het niet de bedoeling is dat er een eenzijdig voedingspatroon ontstaat.
Die dikke darm bestaat uit de (1) karteldarm en de (2) (endeldarm). Het colon bestaat op zijn beurt uit het (3)opstijgende deel, het (4)dwarslopende deel, het (5)dalende deel en het voorlaatste deel van de dikke darm (6). De endeldarm (7) is het laatste deel van de dikke darm; het eindigt in de sluitspier (8).

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welke wijze breng je de sonde in?
A
A
B
B
C
C
D
geen van bovenstaande afbeeldingen klopt

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent Charrière?
A
de lengte van de sonde
B
het uiteinde van de sonde
C
het materiaal van de sonde
D
de dikte van de sonde

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe wordt besloten wat voor materiaal sonde er wordt gebruikt.
A
aan de soort voeding
B
aan de Chariëre
C
aan hoelang de sonde er in moet
D
aan de soort sonde

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke complicaties kunnen optreden bij het inbrengen van een maagsonde?

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is een mic-key button?

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar let je op voor
je de SV toedient?

Slide 34 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

noem 2 complicaties van sondevoeding

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welke manieren kun je sondevoeding toedienen?

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer wordt er voor een PEG sonde gekozen?
A
Bij langer dan 2 à 4 weken gebruik van sondevoeding
B
Bij langer dan 4 à 6 weken gebruik van sondevoeding
C
Bij langer dan 6 à 8 weken gebruik van sondevoeding
D
Bij langer dan 8 à 10 weken gebruik van sondevoeding

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de onderdelen van de spijsvertering in de goed volgorde.
mond
slokdarm
maag
dunne darm
dikke darm
Keelholte
anus

Slide 38 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Functie van de galblaas
A
breekt vetten af
B
perst gal naar de dunnen darm
C
perst gal naar de dikke darm
D
A en B zijn goed

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt bedoeld met de darmflora?

Slide 40 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een stoma is altijd definitief
A
Waar
B
Niet waar

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een dubbelloops stoma is vaak tijdelijk
A
Waar
B
Niet waar

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een prolaps van de stoma is een
A
uitstulping
B
afsterving
C
terugtrekking
D
afronding

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welke psychosociale gevolgen zou het krijgen van een stoma hebben & waarom?

Slide 44 - Open vraag

naar school 
sporten 
beroep 
winkelen 
verkering
uitgaan 
hobby's 
vakantie 
kleding 

welk voordeel heeft het spoelen van een stoma?

Slide 45 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tekst

hernia
Prolaps
necrose stoma
verzonken stoma
mooi stoma
stoma huidplooi

Slide 46 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat vond je van de toets?

Slide 47 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies