4.7

4.7 Grammatica
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

4.7 Grammatica

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Lesdoelen
  • Uitleg + vragen
  • Maken

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de lessen...
• kun je splitsbare werkwoorden benoemen;
• weet je het verschil tussen een splitsbaar werkwoord en een voorzetsel.

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn splitsbare werkwoorden?

Slide 4 - Open vraag

Wat is een splitsbaar werkwoord?
A
opbellen
B
hangen
C
gaan
D
klimmen

Slide 5 - Quizvraag

Aantekeningen: splitsbare ww
Splitsbare werkwoorden zijn werkwoorden die uit twee delen kunnen bestaan.

Woordsoorten: 
Je benoemt beide delen
als werkwoord!!

Filmpje!

Slide 6 - Tekstslide

Welk splitsbaar werkwoord zie je in de volgende zin:
Ik neem paracetamol in.

Slide 7 - Open vraag

Welk splitsbaar werkwoord zie je in de volgende zin:
Hij spoelt het glas om.

Slide 8 - Open vraag

Maken 4.7
Opdracht 1 t/m 6

Klaar? NUMO grammatica

Slide 9 - Tekstslide

4.7 Grammatica - deel 2

Slide 10 - Tekstslide

Planning
  • Lesdoelen
  • Uitleg + vragen
  • Maken

Slide 11 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de lessen...
• kun je splitsbare werkwoorden benoemen;
• weet je het verschil tussen een splitsbaar werkwoord en een voorzetsel.

Slide 12 - Tekstslide

Wat zijn splitsbare werkwoorden?

Slide 13 - Open vraag

Wat is een splitsbaar werkwoord?
A
bellen
B
schoonmaken
C
nemen
D
gekletst

Slide 14 - Quizvraag

Aantekeningen: splitsbare ww
Splitsbare werkwoorden zijn werkwoorden die uit twee delen kunnen bestaan.

Woordsoorten: 
Je benoemt beide delen
als werkwoord!!

Slide 15 - Tekstslide

Zit in de volgende zin een splitsbaar werkwoord?

Hij loopt voor de mevrouw.

Slide 16 - Open vraag

Splitsbare ww of vz?
Soms zie je niet meteen of een woord een voorzetsel is, of deel van een splitsbaar werkwoord is. Kijk daarom eerst goed wat het hele werkwoord is
Is het woord een voorzetsel? Zet vz onder het woord.
Is het woord deel van een splitsbaar werkwoord? Zet ww achter het woord.

Ik zit op de bank.
zit = ww
op = vw                                       
Let je goed op?
Let = ww
op = ww

Slide 17 - Tekstslide

Maken 4.7
Opdracht 1 t/m 10

Klaar? NUMO grammatica

Slide 18 - Tekstslide