Di 19 maart tekststructuren

Vaste tekststructuren 
Vaste tekststructuren

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vaste tekststructuren 
Vaste tekststructuren

Slide 1 - Tekstslide

Tekststructuren
Met een tekststructuur bedoelen we de opbouw van een tekst. Je leert deze les 3 tekststructuren:

  1. voordelen-en-nadelenstructuur
  2. verschijnsel-en-verklaringstructuur
  3. verschijnsel-en-besprekingstructuur

Slide 2 - Tekstslide

Tekststructuren
Voor de uiteenzetting gebruiken we de volgende tekststructuren:
  • de verklaringsstructuur
  • de voor- en nadelenstructuur
  • de probleem- oplossingsstructuur

Slide 3 - Tekstslide

Tekststructuren
15 juni

Slide 4 - Tekstslide

TEKSTSTRUCTUREN

en

FUNCTIEWOORDEN

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de tekststructuur?
A
probleem - oplossing
B
beschrijving
C
verklaring
D
voor- en nadelen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is GEEN tekststructuur?
A
probleem-oplossing
B
verklaring
C
aspecten
D
synoniem

Slide 7 - Quizvraag

Uiteenzetting
Betoog
Tekstdoel = informeren
Tekstdoel = informeren
In de inleiding wordt de mening van de schrijver duidelijk.
De tekst is subjectief.
De tekst is objectief.
In de kern staat de mening van de schrijver, met argumenten
In de kern staan feiten met uitleg.
Tekststructuur =
standpunt-argument

Tekststructuren kunnen zijn:
vraag – antwoord
verschijnsel – verklaring
probleem-oplossing
vroeger – nu (-toekomst)


In de inleiding wordt het onderwerp genoemd.

Slide 8 - Sleepvraag

Welke Tekststructuren passen bij de uiteenzetting?
Indelingsstructuur
Probleem-oplossingsstructuur
Tijdsstructuur
Voor- en nadelenstructuur
Verklaringsstructuur
Uiteenzetting
Betoog
Beschouwing
Stelling- argumentenstructuur

Slide 9 - Sleepvraag

Uiteenzetting
Betoog
Tekstdoel = overtuigen
Tekstdoel = informeren
In de inleiding wordt de mening van de schrijver duidelijk.
De tekst is subjectief.
De tekst is objectief.
In de kern staat de mening van de schrijver, met argumenten
In de kern staan feiten met uitleg.
Tekststructuur =
standpunt-argument

Tekststructuren kunnen zijn:
vraag – antwoord
verschijnsel – verklaring
probleem-oplossing
vroeger – nu (-toekomst)


In de inleiding wordt het onderwerp genoemd.

Slide 10 - Sleepvraag

Inleiding
Middenstuk
Slot
Anekdote
Aandacht trekken
Introductie onderwerp
Deelonderwerpen
Onderwerp uitgewerkt
Samenvatting
Conclusie
Afhankelijk van tekststructuur
Afhankelijk van tekststructuur

Slide 11 - Sleepvraag

Sleepvraag: 
Sleep de juiste inleiding naar de juiste tekststructuur
aspecten-
structuur
argumentatie-
structuur
verklarings-
structuur
inleiding:
onderwerp

inleiding:
standpunt
inleiding:
bepaald
verschijnsel

Slide 12 - Sleepvraag

Sleep de juiste kern naar de juiste tekststructuur
verleden-heden-toekomststructuur
probleem-oplossings-structuur
verklaringsstructuur
argumentatiestructuur
situatie vroeger
situatie nu
kenmerken/voorbeelden
redenen/
oorzaken
argumenten voor en tegen
weerleggingen
verdere beschrijving van het probleem/oorzaken/
gevolgen/ oplossingen

Slide 13 - Sleepvraag

Sleepvraag: 
Sleep de juiste inleiding naar de juiste tekststructuur
argumentatie-
structuur
aspecten-
structuur
verklarings-
structuur
voor- en
nadelen-
structuur
inleiding:
stelling,
standpunt
(eventueel
als vraag)
inleiding:
onderwerp
inleiding:
bepaald
verschijnsel
inleiding:
vraag
of 
standpunt

Slide 14 - Sleepvraag

Sleepvraag: 
Sleep de juiste inleiding naar de juiste tekststructuur
aspecten-
structuur
probleem/
oplossing-
structuur
verklarings-
structuur
inleiding:
onderwerp

inleiding:
probleem
inleiding:
bepaald
verschijnsel

Slide 15 - Sleepvraag

Tekststructuren
probleem-oplossings-structuur
verschijnsel-verklaring-structuur
verschijnsel-bespreking-structuur
voordelen-nadelen-structuur
bewering-argument-structuur
Inleiding: bewering
middenstuk: oplossing probleem
middenstuk: bespreking verschijnsel
slot: conclusie en/of samenvatting
middenstuk: verschillende verklaringen voor verschijnsel

Slide 16 - Sleepvraag

Sleep de juiste kern naar de juiste tekststructuur
verleden-heden-toekomststructuur
probleem-oplossings-structuur
verklaringsstructuur
situatie vroeger
situatie nu
kenmerken/voorbeelden
redenen/
oorzaken
verdere beschrijving van het probleem/oorzaken/
gevolgen/ oplossingen

Slide 17 - Sleepvraag

wat het ene tekstdeel te maken heeft met het andere
de mening
de opbouw van een tekst
alles past bij elkaar en sluit op elkaar aan
de tekststructuur
het verband tussen
de opvatting
een samenhangend geheel

Slide 18 - Sleepvraag

Huiswerk voor do 21 maart
Maken opdracht 5, 6 en 7

Tekststructuren bestuderen

Slide 19 - Tekstslide